66 dan moet men toestemmen, dat de Ylissingsche Zelke meer tijdruimte vereischte om zijn grootste hoogte te bereiken. Door dat bedrijf kon het, voor latere kroniekschrijvers, den schijn verkrijgen, dat Vlissingen reeds voor 1308 een stad werd, ofschoon hier niets anders dan een uitbreiding van het dorp Oud-Vlissingen had plaats gevonden. Dit nieuwe terrein lag zuid van het dorp, tusschen den heerenweg, die van het steenhuis van Wisse van Koüdekeiike zuidwaarts liep naar den wegdie van oosten kwam en den oostelijken dijk van de Oud-Vlissingsche haven, die langs de Slijkstraat, vroeger Dijkstraat 2), zuidwaarts strekte. lloe ver het dorp zuidwaarts zich uitstrekte, zal weldra blijken. Beziet men den Plattegrond van Vlissingen nauw keurig, dan bemerkt men, dat de Lange Zelke in de rechte lijn van de Bakkersgang ligt en de Korte Zelke in die van het Keizersslop, beiden uitkomende aan de Slijkstraat, dus aan bovengenoemden ooste qken havendijk. Denkt men de toen nog niet bestaande haven van 1308 15 weg, en verbindt men de door deze haven afgebroken lijnen, dan heeft men de wegen, die van de zoutkeeten westwaarts tot de oudste haven en oost waarts tot den zelkheuvel of de zelke Teiken. De Korte Zelke loopt niet naar vden weg van oosten" door Hij was oorspron kelijk alleen een toegangsweg tot de aschvaalt of zelke, en is dus eerst na de opkomst van de zeinering aangelegd. De Lange Zelke loopt gedeeltelijk over de zuidelijke helling van de zelke en is daarom als wat jonger dan de Korte Zelke te beschouwen 3). De beide Noordstraten zijn, met de Vrouwestraat, de nauwste 1) Costumen van Vlissingenuitgave 1763, blz. 133. Van dezen weg zijn de beide Vlamingstraten nog de laatste kenmerken 2) Winkelman, blz. 250. 3) Als men van de Noordstraat de Lange Zelke ingaat, dan heeft men niet zooals bij de Kolvenierstraat en de Schreminkelstraat een groote afhelling, maar integendeel, een eind de straat in, eerst een rug. Daarna begint de straat sterk af te hellen tot dicht bij de Walstraat. Voor eenige jaren is die rug wat ver laagd. Door de riolecring van het jaar 1909 zijn, overal in de stadde hellingen verminderd, ook door verlaging van de haveudijken van de gewezene Pottekade.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1910 | | pagina 194