57 9traten der stad. Zij dragen daardoor het kenmerk van ook tot de oudste te behooren De twee Noordstraten waren toen nog maar zijwegen of stegen van den Langen Zelkweg. Den kelijk woonden in die beide stegen de werkliedenwier vrouwen en dochters, als siet-, mol- en slach-striggen of als joncwijfs, in dienst waren van de zoutziederstoen pannemannen en pannevrouwen genoemd. Deze beide stegen strekten zich tot aan de latere IJzerenbrug uit. De dwarshuizen aan deze brugtusschen de beide Noordstratenmoet men weg denken en in plaats daarvan perceelenmet hun front naar de beide straten gekeerd. Bij de bespreking van de «Oude beurs" zal ik dit nader aautoonen. Hier stuitte de uitbreiding op een wege- ling, die den Oosthavendijk van bij de Breewaterstraat af, langs de Markt, de Kerkstraat en Onze-Lieve-Vrouwestraat, met //den weg van oosten" verbondterwijl het oostelijk deel van dien wegeling de Vrouwestraat gevormd heeft, die door haar engte haar ouden oorsprong verraadt. Noordwaarts van deze wegen had men in den oudsten tijd nog geen weg, of het moet de Schreminkelweg zijn geweest, hetgeen ik echter betwijfelomdat van dien weg geen voort zetting ten westen van de haven aangetroffen wordt. De Kol- venierstraat is bepaald van jongeren datum 1). Zoo heeft men dan een aanschouwelijk beeld van de eerste uitbreiding van Vlissingen als dorp. Men zal bemerken, dat de opvolgende uitbreidingen geleidelijk voortschredenge lijk men dat heden nog, bij de wording van de huidige nieuwstadgebeuren ziet. 2. De moernering. Men mag niet vergeten dat de zeinering gepaard ging met de moernering, waarom ik, en om meer, ook deze neering beschrijven wil. De dnrinek was de moer, uit zilte gewassen ontstaan gelijk "Winkelman blz. 47.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1910 | | pagina 195