64
met een privilegie begunstigd. Laat mij deze haven in haar
geledingen beschrijven.
Het molenwater.
De haven van Oud-Vlissingen had kapitale gebreken. Voor
eerst lag de monding niet zuidwaarts maar zuid-westwaarts
en tegen den vloedhetgeen aanslibbing moest veroorzaken.
Dan was zij te langom tegen die aanslibbing te strijden.
Vervolgens bezat zij geen spuiboezem meer, om het overtollige
slib buiten de zate van de haven weg te spuien 1). Ook
lag de eigenlijke aanlegkade, west van het dorp, te ver van
de zee. Ten slotte wees de reeds ontstane uitbreiding van
het dorp zuidwaarts op een korteren uitweg naar de rivier.
Al deze gegevens kunnen den graaf geleid hebbenom de
richting, die zijn havenontwerp moest verkrijgen, te bepalen
Voor een spuikom kon van een gedeelte van de oude haven
uitnemend gebruik gemaakt worden. Men damde deze af bij
het westeinde van den op bladzijde 56 en 61 vermelden we-
geling. Dit gaf het aanzijn aan een dwarsk^ade, na 1336
'/de Weststraat" geworden.
Dat de haven tot het vormen van een molenwater hier
afgedamd werd, maak ik op uit de volgende feiten. 1° Aan die
dwarsdam verrezen huizen met een achterweg, in het Register
van eigenaren van 1808 nog vermeld, en in het Quo/tier van
taxatie van den 100attm penning van 1577 2) reeds aangewezen.
2° Noord aan dien dwarsdam, later Weststraat, met zijn ach
terweg grensde een stuk land heden het exercitieplein
Het Molen- of Nieuwlcen (blok 8 en 9) kan voor deze haven tot spuiboezem
gediend hebben, doch is blijkens den naam j;Nieuwleen:' reeds in den voortijd be-
verscht en in leen uitgegeven. De naam Molenleen" duidt aan dat die boezem
tevens tot molenwater diende, en wijst, naar mij voorkomt, op den molen, door
den graaf op den 10 Januari 1294 met het ambacht vam Wisse van Koude-
kerke gekocht (zie hiervoor blz. 54).
2) Te vinden in het Rijksarchief in Zeelanddoor mij gecopieerd en deze
kopie na revisie bestemd voor het Oudarchief van Vlissingen.