67
De watermolen is in het jaar 1318 aan Henric Willem
Arnts verpacht. Vóór dezen had Condebarens lees Codde
Barents hem in pacht. Dit had plaats vóór 1308; want
in dat jaar is er reeds spraak van Condebarens erfge
namen 1).
Hierdoor wordt bewezen, dat het molenwater, de watermolen
en de haven van Nieuw-Vlissingen niet eerst in 1315, maar
reeds vóór 1308 moeten tot stand gekomen zijn.
Hiermede stemt overeen, dat in 1317 een nieuwe '/ghestelle"
en een '/wiele van alpen" noodig waren. Een reparatie dus
wegens slijtage 2)als bewijs van een reeds lang bestaan.
Heeft men de versterking van Middelburg in 1304 onder
graaf Willem als eerste verdedigingsplan te beschouwen, zijn
Vlissingsch havenplan moet dan tusschen dat jaar en het voor
noemde jaar 1308 voltrokken zijn, zoodat gemiddeld het jaar
1306 kan worden aangenomen als aanvangsjaar, en het jaar
1308 als voltooiingsjaar van laatstgenoemd werk.
De watermolen.
De nieuwe haven werd in bijna rechte richting zuidwaarts
gegravenmisschien alzooomdat men door de bochten van
de oude haven leergeld betaald had.
De haven begon zuid van het perceeleertijds van Beele
van Koudekerks 3), en van het Papenhof.
De smalle strook, die de spuikom, een restant van de Oud-
Ylissingsche haven, van de nieuwe haven scheidde, kan door
eenige gegevens omschreven worden.
Daartoe is merkwaardig, wat men in 1897 bij het graven
van het bassin ten behoeve van den bouw van het groote
waterreservoir in den bodem van de Verlengde Coosje-Busken-
straat gevonden heeft.
Register E L 36 's Hageop Coudekerke in Maude Jansz. ambacht.
2) Hamaker I, blz. 157.
3) Zie hiervoor blz. 34.