73 afkorting en de gevonden kleidamgeheel buiten de rooilijn der kaaimuren van de Bellamykadebewijzen, dat de oostelijke en westelijke kavendijken niet tot aan den Dam parallel aan elkander liepen, maar dat reeds A° 1315 de Scliardijnhaven in waarheid uit een kom en een hals bestond. Hierdoor wordt aangewezen, dat de Kaaskade, nu een straattoen nog water was, en het molenerf, met de Paardenmarkt, dit water begrensde. De westzijde van de kom van deze achterhaven had daardoor een buik of bocht, evenals er nu nog een aan de oostzijde op de kaarten te zien isdie zich vroeger nog meer oostwaarts uitstrekte. Hierdoor waren de visschers in staathun schepen met den boeg aan den wal te meren om met zoo velen mo gelijk vrijen toegang tot den wal te erlangen. De kom van de Kaaskade reikte tot aan het begin van de Molenstraat en de Kolvenierstraat. De noordelijke beschoeiing van deze kom vindt men onder den trottoirband der zeven huizen van de Coosje-Buskeustraat nos 3951, dit is: tot het eind van de onderwijzerswoning van school A. Het gansche Molenblok van den Dam 1) was er toen nog niet. Het was alles nog een deel van de achterhaven. Van een Middelburgsche poort wasbij gebrek aan een Middelburgsehen weg aldaar nog geen sprake. De dam tus- schen het molenwater en de achterhaven was daartoe ook te smal. Maar groot en uitnemend geschikt voor haar doel was deze «Schardijnhaven". Daar lagen de garnalen- en schardijn-schuitjes in rij langs de kaden. De oude Vischmarkt van het jaar 1443 herinnert nog door haar naam aan de visscherij 3), zoo wel als de eerst onlangs verdoopte «Schardijnkade". Hoe de westzijde van de haven, voordat de Kaaskade door plemping ontstondgenoemd werdis onbekend. Zie hiervoor blz. 71noot 4. a) De Westpoortblz. 75.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1910 | | pagina 211