85 wech van Oesten komt totter moelwateren toe, ende binnen den buytterkanten van den moelwater tot aen die garndebbe, reebt uytte." naar de Costumen A° 1763: //Dats te verstane, dat dese vry- heit voirsz. duyren zal ende beginnen van conelards wegealsoe uut tot der grandebben toeende alsoo omegaende alse die here wech oosten coomt, tot den Molenwater toe, ende binnen den uteren cante van den dyke van den Molenwater tot ande grandebbe recht ute." naar een M. S. der Costumen l)//Dat 's te verstaendat dese voorsc vryheijd duuren sal en beginnen van Colle- naars weije alsoo uijt tot de gronttobbe toe, en alsoo ommegaan alsoo die Iieeren weg komt tot den Molen water toe, en binnen den uijteren kante van den Dycke van den Molenwatere tot de Gronttobbe." «In den eersten enz. 2) De grenzen van den vrijdom. Alle onderscheid in spelling voorbijgaande, vestig ik alleen de aandacht op de zakelijke verschillen. De vragen rijzen opHoe heette die weg of weide Hoe moet men lezen grandebbe of garndebbe of nog anders En waar is die "heerenweg" te vinden? Men wandele langs de grenspalenen alles zal zich ver klaren. Men verplaatse zich op het Bellamyparkvlak voor en aan het Groenewoud. Nu blijve men een oogenblik staan en richte het oog zuidwaarts naar het Bondeeltje. Ja, in gedachte nog verder, langs den ganschen oostdijk van de Dit handschriftin twee fraai gebonden deelenis zeker een nieuwe kopie van het origineel of van een andere kopie, want de woorden „Gronttobbe" en „Collenaars" wijken af van de gewone lezingendie echter nader bij de waar heid zijn. Andere handschriften varieeren slechts in lettervorming. 2) De artikelen van het privilegie laat ik kortheidshalve achterwege.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1910 | | pagina 223