90
singen, heeft noch Boxhorn (1644)noch Shallegange (1696)
in zijn schrijven gevolgd. Dan zon hij hier niet graaf Maxi-
miliaan, maar den heer der stad, Philips van Bocfrgondië,
hebben doen optreden. Hij kan in Vlissingen uit andere bronnen
geput hebben, en hij had het, wat de zaken betreft, bij het
rechte einde; want hij spreekt van 'tvergrooten der stad
en dit feit heb ik bewezen waar te zijn. Verder spreekt hij
van één poorte, niet van drieen zegt hijdat deze nog
lang de Oude Rammekenspoort genoemd werd, waarmede dui
delijk op de Altenapoort gewezen wordt
Slotsom is dus, dat Vlissingen reeds vóór het jaar 1489
twee poorten had, de Westpoort of Gevangenpoort en de
Oostpoort of Blauwpoort, maar dat men, nadat de stad in
1443 op den bodem van het Altenablok uitgelegd was, in
1489 nog een poort stichtte en haar naar den bodem Alte
napoort en naar haar strekking Rammekenspoort noemde. Nu
moest men ook van de Blauw- tot de Altenapoort een vest
hebbendaar de oude smalle vestwest van de Blauwpoort
het Schuitvlot in de stad getrokken was, en werden de
oude en nieuwe vest verbreed, zooals te zien is op de kaarten
van 1550 en 1570. Als nieuwe vest bezigde men het in
1443 wegens het graven van de nieuwe of Engels.che haven,
verlegde suatiekanaal of molenwater, en noemde dit deel "het
molenwater wezende de veste". 1)
Een nadere tijdsbepaling van den primitieven bouw der
twee eerste poorten vindt men daarin, dat de Blauwpoort
en de St-Jacobstraatblijkens het in die straat gevonden
deel van den ringmuur van het kerkhof s)primitief moeten
gebouwd en aangelegd zijn na de stichting van de kerk en
dien ringmuur, en dat de Westpoort west over de Oud-
Vlissingsche haven staat. Daarom kan deze niet gesticht zijn,
voordat het deel der haven, dat west van de iHarkt zich be-
1) Zie de kaart van 1570Rijks arch, 's Hage n°. 3492.
2) Zie hierachter in afdeeling 4.