91
vond, in 1326 was ingedijkt. Om het jaartal 1396, op blad
zijde 89 vermeldstel ik den bouw der beide poorten in pri
mitieven vorm tusschen de indijking van 1326 en den uitslag
van 1396.
Doch een stad met poorten moest ook murenwallen of
althans palissaadwerk hebben. Muurwerk is tot heden langs
het Sohuitvlot niet gevonden, tiet muurwerk dat in de Wal-
straat ontdekt is, kan van lateren tijd geweest zijn. Wallen
kan de stad destijds niet gehad hebben. Daartoe was de dam
tusschen de «comme van de Kaaskaai" en het //Oude moel-
water" te smal.
Daarom moeten de primitieve poorten verbonden zijn ge
weest door palissaadwerkmet nog een paar barrière s bij het
Groenewoud en bij de Hellebardierstraat, op welke hoogte
destijds de Koopmanshaven binnen de veste overging in de
Voorhaven buiten de stad. Daar denk ik de havenketting
of boom als voorlooper van een soortgelijke, die in 1569,
1571 en 1605 wat zuidelijker tusschen de dwarshoofden door
Gillis Jans, Arent Jacobs en Jacob Cornelis, boomsluiters,
bediend werd 1). Daar vinde men ook het wacht- of woon
huis der hellebardiersniet heel ver van het stadhuis, dat
noord aan de Breestraat stond.
De oude wetering later Schuitvlot van de Blauw
poort tot de Breewaterstraat vormde daar een natuurlijke ver
dediging. bang of kort na den aanleg in 1331 van den West-
dijk, heeft men een stuk lagen grond als verdedigingswerk
benut, door er een verbreed vestje van te maken. Deswege
wordt het //'t Breewater" of kortweg //'t Bree" genoemd 2).
Men vindt het op de kaart van 1570 met name aangewezen.
De Westdijk had daar nu aan beide zijden water. Dit gaf
Inv. O. Arch. Vliss., blz. 32, n°. 215; blz. 25 n°. 160; lidm.b. H.Ker/c.
2) De Breewaterstraat ontleent dus zijn naam niet aan een haven- of aan
een buitenwater, zooals men tot heden vermoedde, maar aan't boven genoemde
„Bree", waarop zij, evenals de Schuitvlotstraat op het Schuitvlot, uitliep, en
dat binnensdijks lag.