96
nieuw prachtig stadhuis verrees, werden de laatstgenoemde
panden in cijns gegeven en het eigenlijke stadhuis n°. 37
met het gevangenhuis n°. 35 verkocht. Deze twee behielden
ter gedachtenis in den gevel de wapens van OranjeZeeland
en Vlissingen. Die wapens waren in de 19e eeuw nog daaraan
te zien 2).
Was het pand n°. 37 door Matthijs Oannoye gesticht,
het pand n°. 35 is later gebouwd op het erf, dat het op last
van Jhr Smite van Baakland door Thomas Cuipek gede-
strueerde s) huis gedragen had. Het werd tot rechthuis en
gevangenis bestemd. Dat men reeds in 1315 binnen de stad
een gevangenhuis bezatvindt men aangewezen in het meer
genoemd Privilegie van graaf Willem III in artikel 44,
waar men leest: '/Voort soe wat man gevangen wort binnen
onser vryheit van saken, die ons (den graaf) toebehoren, ist
dat wyne dair in ghieue vangenisse willen laten, soe sullen
wyne senden, dair wi willen in vangenisse; mer wort hy ge
vangen omme saken, die tote deser wat wet behorde,
diene salmen niet verder voeren, dan binnen onser vryheit
voirsz. of ten vorsten op onse naiste steenhuys 4), des zy
zelve ene vangenisse hebben binnen." 6)
Volgens dit artikel mocht men zulk een gevangene niet verder
brengen, dan de vrijdom strekte, wijl men zelf een gevan
genis bezatof ten verste naar 's Graven steen te Middelburg.
1) Reg. Not. Raad 15781689 Iblz. 48op „Erven" „geresolveerd de
erven van het oude stadhuis, tot naar de oude gevangenis strekkendeop grond-
chijnsen uit te geven" 9 Juni 1592.
a) Ibidem: „Geresolv. de erven van het oude en nieuwe stadhuis te verkoopen"
14 Mei 1597. Het oude stadhuis stond met zijn front aan de Breestraatvroeger
Hoogstraat genoemd. Zie Winkelman, blz 68 en 77 Brasser, blz. 66.
3) Hierover ontstond nog een proces tegen Thomas Cuiper poortervan
beroep metselaar (wonende volgens het Cohier van den 2Qslen penning op den
Nieuwendijk, nu n°. 35), die daardoor het poorterschap voor een wijle verloor.
Zie mijn: Onderzoek MiddelburgArch. Z. G. d. Wetensch. jg. 1904,
blz. 86 en verv.
s) Costumen v. Vlissingen A° 1763, blz. 143.