172
Roomschen tijd kon men onmogelijk een leekeningang bouwen
achter het hoogaltaar
Onlangs is die met architraven versierde poortingang vlak
aan het koor der kerk hervonden en ontbloot. Hij dagteekent
niet van 1566 maar van 15S4. He kerkerekening van dat
jaar meldt, als uitgaaf: "betaelt an doos de Moor van een
sercke, liggende totten dorpel van de nieuwe poorte, blickende
by quictantie, 16 sch. 8 gr."; "betaelt, den 23®'" September
Jan van den Berge, schaeliedeckerover 't decken van een
lufle met nagels over de nieuwe kerckduereblickende by quic
tantie, 10 sch. gr": "betaelt aan Puls. Pietf.rs (o. a.) van
de poorte te stellen volgende de specificatiebrieff van met-
selrie"; "alsnoch gelevert in de kercke 20 tonnen tras"; "als-
noch gelevert vierduysent clinckaert" Den 4 Januari 1587
werd betaald "over 't afschouwen van seker steenwerck in de
coer, daer 't nyeuwe werck staet", den 31 October 1586
//over 't maken van de straete ande oostzyde van de kerck
duere" en eindelijk 10 April 1589 over "levering van alle de
posten met hare forinen, gemaect in 'tchoor, bedragende 43
voeten tot 2 schellingen, mitsgaders 4 dagen werckens tot 3
schellingen daechs, 4. 18 sch.".
Deze uitgang zuidwaarts was niet alleen om brandgevaar
noodig maar ook, omdat men toen de Branderijstraat begon
aan te leggen. Vier ledige erven op het Groene kerkhof
toen nog een boomgaard, grenzende aan den watergang -)
waren bezwaard met kerkelijke grondcijuzenten laste van huis
eigenaars die in het Groeuewoud woonden en werden achter
eenvolgens betimmerd. De zuidzijde van het Groene kerkhof
was in 1598 met een geschilderdgelint afgepaald. In 1599 werd
Deze clinckacrts kunnen ook de Latijusche school betreffen.
Nog in 1584 wordt in de kerkerekening geschreven over „Victor IIfc-
tors en de wed. Jasper Corneltss by de waterganck", volgens die van 1585
„aan de zuytsyde gaende naer 't Groenewoudt", in die van 1596 „tusschen de
St.-Jaeobstrate en de Ryoolstrate'5. Hiermede worden bedoeld de huizen op de
Kleine Markt, n*>s 1 en 3bij het Rioolstraatje (zie hiervoor blz. 128).