180
tijd gezocht Edoch het Quoyer van alle de huysen
en'le erf oen eerlijt* aucommende de geestelicheyt" van circa
1580 vermeldt maar alleen dat der Carmelieten. Bij het
leggen van het fondament der soeieteit van het Belgische loods
wezen vond men een paar grafzerken een met een monniks
beeld er op gegraveerd; een ander, waarop twee nonnen ge
beeldhouwd zijn 2). Deze vondsten schenen de overlevering te
bevestigen. Doch het Quo/der van 1577 bracht licht in de
zaak Die poort was niets meer of minder dan een toegang
tot het erf van de Admiraliteit. In genoemd Quohier
leest men op fol. 2V
(D. 23) tHuys neffens de admiraliteyt bewoont Catherina
Reiniers als huyrder, is getaxeert op XXXIII VI sc.
VIII gr.
(D 24) tHuys van Grietken Hitte is getaxeert op 1IICL gr.
Dit laatste pand is van de geheele lijst het hoogste in taxatie
en was volgens het Quohier van 1578 3) in gebruik bij
den baljuw Rollema 4)
Het plein moet zeker tot bergplaats voor het materiaal van
de admiraliteit gediend hebbengelijk het kerkenhuis 6) voor
dat van de gemeene visscherij gebruikt werd. Zoo konden
daar de zerken uit de kerken van Oud- en Nieuw-Vlissingen
gebracht worden om als zinksteenen bij de betonning dienst
te doen. Dan zijn de gevonden steenen, die tot een on
juiste overlevering aanleiding gaven, daarvan de laatste over
blijfselen.
WiNKEDMANblz. 49; Kaart (O. Arch. Vlissingen) n°. 78, op n°. 3.
3) Be Westpoortblz. 357 zie hiervoor blz. 122.
3) De aanvang van dit Quohiergedrukt als bijlage bij mijn jaarverslag om
trent het Oud-archief over het jaar 1907blz. 1116.
4) Deswege werd het ambtsgebouw en was het in tegenstelling met het jaar
1577 van belasting ontheven. Rollema staat op het Quohier van den lOOen pen
ning te Middelburg van 1576, fol. 77 als baljuw aangeteekendwonende „neffens
d'abdyepoorteZie de uitgavebewerkt door den archivaris W. O. Swaving.
Zie hiervoorblz. 130.