B IJ L A G E I. De geestelgke lieeren tot het jaar 1600. In de oorkonden van de jaren 1247 en 1271 komt als dochterkerk van (West)souburg ook de kerk van Vlissingen voor. Hiermede wordt liet dorp Vlissingen bedoeld. Nieuw-Vlis- singen had op kerkelijk gebied nog geen zelfstandig bestaan. Het dorp, later Oud-Vlissingen genoemd, bad van de stich ting der parochie af zijn cureiten of pastoorsmaar hun namen en geschiedenis tot aan het begin der veertiende eeuw zijn ons onbekend gebleven. Ik noem als eerstbekende cureiten van 1. Oud-Vlissingen. Petrus, priester, 17 Maart 1308 aanbevolen door den graaf aan den abt van Middelburg, die collator was, voor de vacee- rende cure der kerk van Oud-Vlissingen, op 31 Mei 1308 als cureit daarvan reeds bekend. De paus had denkelijk ten gunste van Martin us de Boinck een beschikking genomen krachtens zijn reservatierecht, waarbij aan dezen het eerstvolgende bene ficie, dat ter collatie van den abt stond, werd toegezegd. Dat beneficie was de cure der kerk van Oud-Vlissingen. Daartoe door den gedelegeerden rechter geciteerd, maar niet gecompareerd zijnde, wordt hij den 31 Mei 1308 voor weder- spannig verklaard en veroordeeld in de kosten. Tengevolge daarvan wordt in de akte de door den graaf aanbevolen Petrus cureit van Vlissingen genoemd. Arch. O. L. Fr. AM. Reg. 114 en 115. Bij verkorting aan te halen metReg.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1910 | | pagina 348