217 de monumentenmij welwillend verstrekte inlichtingen ver toont dit monument verschillende tijdperken. Het draagt ook de kenmerken eener uitbreiding. Slechts twee perioden zijn daarvoor naar mijn inzien ge- eigend: het tijdperk, waarin de heerlijkheid Vlissingen in handen van Hendrik II van Borsele kwam en datwaarin het geïncorporeerd werd in het Mariaklooster de Abdij te Middelburg. Beide perioden vormden een nieuw beheer, dat door belangstelling invloed verwerven moest. Tegen het eerste tijdvak spreekt, dat de strijd om het col- latierecht, dat praestatie van dienstbetoon onderstellen kon, eerst in 1479 27 jaren na Hendriks optreden een aan vang nam; dat die quaestie ook Oud-Vlissingen gold; dat het werk aan de kerk eerst in 1501 of 1511 voltooid was; dat na de incorporatie 1490 een finantiele bijstand van wege den heer, wiens eisch hem ontzegd was, niet kan ver moed worden, en eindelijk dat dit tijdvak1452 tot 1474 niet strookt met de meening van voornoemden deskundige, dat de vergrooting bouwwerk uit het eind der vijftiende eeuw te zien geeft. Voor het laatste tijdvak pleit, dat de rijkdom van het Mariaklooster de Abdij het in staat steldeden toestand der kerk te Vlissingen aanstonds na de incorporatie in over eenstemming te brengen met baar waardigheid, en dat de geleidelijke afwerking, tusschen de jaren 1490 en 1511 van het totaal kerk torenopstandpastoriesacristiekosterij en priesteringang in samenstemming is met de meening van den deskundige. Zie hier naar mijn inzien het verloop der geschiedenis Het Reg. E. L. 36, cas. R. Algem. Rijksarchief stelt boven twijfel, dat er in 1308 in Nieuw-Vlissingen een kerk, een vpape" en een '/H. Geest" waren. De primitieve bouw kan dus veilig op 1308 gesteld blijven 1); 1328 is een Zie hiervoor, blz. 99 onderaan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1910 | | pagina 355