xlviii
daar aanvankelijk niet bijzonder gunstig. Juist was in Middelburg
onderweg blijven." Inderdaad kostte de brief, waaraan het
bovenstaande ontleend is, 0,85 aan port.
Al zijn bovenstaande aanhalingen wat uitvoeriger dan met
het verdere plan van deze levensbeschrijving strookt, zoo zal
de lezer dit wegens de aardige inkleeding en wetenswaardige bij
zonderheden wel ten goede willen houden. Ditzelfde geldt van het
dagboek, dat De Man vervolgens van zijn reis naar Weenen
en zijn verblijf aldaar hield en waaruit ik mij evenzeer veroor
loof eenige aanhalingen te doen. Over Miinchen schrijft hij
//Vreemd is het, wanneer men in korten tijd de hooge bergen
van Zwitserlandwaar alles ons den natuurstaat van den mensch
kan herinnerenverwisselt met de woonplaatsen van denzelfden
mensch, levende in weelde en beschaving. In Miinchen, Parijs
of eenige andere hoofdstad vergeet men het bekoorlijke der
natuur, en alle eenvoud en tevredenheid maakt plaats voor
pracht en lust naar afwisseling en verstrooijing. Hier begrijpt
men niet, dat de onnoozele boer, die zijn gansche leven koeien
wacht en dus in plaats van concerten en schouwburgen slechts
gestreeld wordt door het eentoonige geluid der belletjes en het
door velen veronachtzaamde gezang der vogelen en de ook aan
houdend afwisselende tooneelen der natuur, even gelukkig zijn
kan. Hier heeft men weder geene kleederdragt of gewoonten
die voor eeuwen reeds golden, hier spreekt men weder alle
bekende talen en de aloude bergspraak is hier onverstaanbaar.
Hier heeft men in plaats van hutten met breede afhangende
dakenpaleizen met eerewachten en equipaadjes in plaats
van groote honden veelkleurige soldatenin plaats van
't eenvoudige raddat door de rivier bewogen koren maalt en
'tkind wiegt, kunstige fabrieken en bedienden, en het alver
mogende geld dat de bergbewoner niet noodig heeft speelt hier
weder eene der eerste rollen. Miinchen echter is tot nu toe
zoo modieus niet als menige andere stad, omdat de gulle goed
heid het eigenaardige kenteeken der Zuid-Duitschers is, en daar-