i.xi1i In samenwerking voornamelijk met T)r. Zeeman gaf De Man een sterfte-atlas uit voor Nederland. Het denkbeeld daartoe werd door hem in 1861 aan het Hoofdbestuur der Maat schappij voor geneeskunde aan de hand gedaanmet dank aanvaardde voorbereiding geheel en de uitvoering grooten- deels aan De Man opgedragen. Eene andere lievelingsstudie van De Man was de craniologie. Daaraan danken wij eene in 1866 uitgekomen beschrijving van eenige in het strand van Walcheren gevonden schedels en van een cranium osteoscleroticum. Ook hier was de schrijver bescheiden als altijd A)'/Men heeft wel eens aan de oudere ethnografen verweten, dat zij wapens en amuletten en klee- dingstukken verzameld hebben, maar niet de schedels, de vertegenwoordigers der hersenenwaarin al die dingen haar oorsprong hebben gevonden; dit verwijt geldt niet meer voor de modernenmaar het zij tot verdediging onzer voorvaders herinnerd, dat er uit een paar stukken huisraad vaak meer is op te maken, dan uit een dozijn of meer schedels. Verre van mijdat ik de zoo moeijelijke craniologie in haar waarde zou willen te kort doen; ik vertrouw, dat de moeite, die ik mij voor de sedert 1687 verwaarloosde schedels gegeven heb en misschien nog geven zal, het tegendeel bewijst, maar ik wensch het op den voorgrond te stellen, omdat ik ten volle overtuigd bendat tot nu toe mijne Domburgsche studie zoo goed als niets opheldert. Uit éénen enkelen schedel wat op te maken, dat gaat nog aan, maar ondoenlijk, gewaagd althans vind ik het, om stellingen uit anderhalf dozijn te trekken, wanneer de eene schedel in lijnrechten strijd is met den anderen. Wanneer ik mijne vroegere strandbewoners, die een tijd lang onder de duinen verborgen zijn geweest, en nu nog steeds, als echte Zeeuwenmet de golven worstelenoverziedan ben ik geneigd uit te roepenpartout comme chez nous! Ik Dl. 27.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1910 | | pagina 73