lxxxiv
vereenigd, aan HH. MM. aan te bieden thans werd besloten een
boekdeel samen te stellen, waarin ter toelichting van de beelte
nissen eene historische inleiding en eene nauwkeurige beschrijving
der kleederdrachten zouden worden opgenomen. Een dergelijk
werk was ook van cultuur-historisch belangomdat het nu moge
lijk werd eens voor al vast te leggenwat van de langzamerhand
veranderende, zelfs hier en daar verdwijnende nationale dracht
nog overig was. Terwijl de heer J. A.. Fredekiks zich met de his
torische inleiding belastte, viel aan Dr. de Man het leeuwen
deel toe, de beschrijving der kostumes zelve. //Ce sont des
anges", zegt een Franschman van onze boerinnetjes, //vêtues
comme des religieuses." Het eerste gedeelte dezer uitspraak
moge juist zijn, het tweede kan slechts onder voorbehoud aan
vaard worden; integendeel is de dracht in de meeste onder-
deelen van het gewest kleurig en bevallig en flatteert zij de
draagsters in hooge matedezen weten het ook wel en geven bij
de keuze der kleuren blijk van een fijnen smaak en een zeer ont
wikkeld schoonheidsgevoel 1). Het door De Man gegeven over
zicht van die kleeding, hoe eenvoudig, sober en zaakrijk ook
geschrevenis door zijn inhoud en toon een welsprekend pleidooi
geworden voor Zeeland en de Zeeuwen. Had hij reeds in den
aanvang van het werk als het ware als motto gezegd: fiMetheid,
zedigheideenvoud en eene zucht om fatsoenlijk voor den dag
te komen is een kenmerk van den landaard", hij besluit met
de woorden: //Er was in den ouden tijd een spreekwoord, dat
//luidde //Zeeland geen land ik houd het met den heikant."
//Het valt ons moeilijk om te oordeelen over dat aloude Zeeland
//en over dien alouden heikant maar als wij in ons geheugen
//trachten terug te roepen wat wij voor schoons en eigenaardigs
»van de Zeeuwsche meisjes hebben kunnen vermeldendan
1) Zeeuwsche kleederdrachten bl. 25: //De beuk wat
het woord eigenlijk voor beteekenis heeft weten de taalkun
digen niet met zekerheid, maar de meisjes weten het wel; het
beteekent haar voornaamste pronkstuk.