lx xxv «zouden wij geneigd zijn om het oude, lang vergeten spreek- woord om te keeren en te zeggen//Zeeland, goed land ik ruil het voor geen heikant." Tntusschen was voor De Man eindelijk op 77-jarigen leeftijd het tijdstip gekomen, waarop hij zou optreden als Voorzitter van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, waaraan hij al jaren lang als bestuurslid en als Conservator van de naturalia van de ouderwetsche kamer, van de steenen kamer en van de oud- en zeldzaamheden zijne beste krachten gewijd had Bij zijn optreden als Voorzitter van het Zeeuwsch Genoot schap sprak De Man op 2 October 1895 de volgende rede uit, welke van meer dan tijdelijk belang is en ook als karakteris tiek van den spreker zeiven hier moge bewaard worden. M M. II. E.l Bij het aanvaarden van mijne nieuwe betrekking, stel ik er prijs op om, ofschoon ik haar liever aan andere meer geschikte handen had toevertrouwd gezienu opnieuw mijn dank te betuigen voor de mij bewezen eer en ik voeg erofschoon schoorvoetend, aan toe, dat ik mijne taak aanvaard met zeker genoegen. Deze ingenomenheid vloeit niet enkel voort uit het bewustzijn, dat het eervol is een zetel in te nemen, die voor mij door zoovele mannen van uitstekende talenten en groote toewijding is bezet geweestmaar vooral ookomdat ik mij inbeeld dat onsthans reeds 126 jaren oud genootschap in bloeienden toestand verkeert. Ik weet wel, dat buiten en binnen onze muren er allerlei gegronde aanmerkingen op wor den gemaakt en ik weet ookdat eens Prof Geel die geleerde genootschappen uit de vorige eeuw vergeleek bij uitgebrande vulkanen, doch bij het eerste wensch ik te denken aan het maar al te ware gezegdedat de beste stuurlui aan wal zitten en op het tweede te antwoordendat uitgebrande vulkanen veranderen kunnen in vruchtbare landouwen. Toen wij nog

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1910 | | pagina 95