t.xxxvii
aan zijne zorg toevertrouwde verzamelingen determineerde
onze eenige en uitsluitende levenstaak; voor ons is het vol
doende, dat wij onze zalen voor liefhebbers openzetten en
trachten te helpen, waar wij helpen kunnen. Houdt men dit
in het oog, dan mag onze titel aan niemand ergernis geven
en dan durf ik gerust aannemen, dat ons genootschap bloeit.
Ik besluit vooral tot dien bloei, wanneer ik den status
praesens vergelijk met den vroegeren, toen wij nog wel onder
de voornaamste genootschappen werden gerekend. Hoe was
die toestand voor 50 jaren, toen ik onder de leden werd opge
nomen? De voor ons onschatbare Nehalennia-steenen lieten
wij daar maar liggen te Domburg onder den toren en zelfs
nog toen zeer vele fragmenten daar altoos lagen in den tuin
van Kesteloo zij waren wel onder hulp van ons genootschap
beschreven, maar om de steenen zelve gaf men niet. Yan wat
van nut kon zijn voor de beoefenaars der archeologie of geologie
van ons landwas bijna niets voorhandenimmers bijna alles
wat in de steenen kamer voorhanden iswas er voor 50 jaren
nog niet. Yan onze Zeeuwsche zeldzaamheden ontbrak zeker
de helft en de antieke kamer geheel en al. Ons klein Kabinet
van Volkenkunde, ofschoon voor ons een hors de saison, maar
voor bezoekers niet onaardiglag voor een deel in de laden
der kabinetten. De schelpen, trouwens ook alweêr niet Zeeuwsch
lagen verborgen in eene gesloten kast. De exotische dieren
wereld werd taliter qualiter in orde gehouden door een
concierge, die alleen belang stelde in de fooien, en niemand zag
er naar om. Yan de voor ons veel meer eigenaardige Fauna
van Zeeland, was bijna niets voorhanden. Van de kostbare,
steeds voor uitbreiding vatbare Zelandia Illustrata was alles be
sloten in voor het publiek ondoordringbare doozen; ja, vóór
50 jaren (1,363) bezaten wij er nog niets van. De voor het
publiek weinig aardigs opleverende mineralen, de schilde
rijen de boekende slangen en hagedissenhet wiel van De