XIV
de presidiale hamer deze vijf jaren aan eene uiterst bevoegde
hand is toevertrouwd geweestdat Gij het genootschap in goede
banen hebt geleid en waardiglijk vertegenwoordigd, zooals, ik
zal niet zeggen Gij alleenmaar zooals zeker slechts weinigen
dit kunnen doen, in een woord, dat Gij ons geregeerd hebt
op de allervoortreffelijkste wijze. Wij nemen voor ditmaal
ambtelijk afscheid van elkander, omdat de wet eene herkiezing
van den Voorzitter verbiedt. Maar mij moet de wensch van
het hart, dat de scheiding niet voor altijd, noch zelfs voor
zeer langen tijd moge zijn
Ik heb gezegd.