137
Winden.
De landaart komt aan boort, brengende gebraden en gekookte Z.W.
backovens aan boortdie door sommige van de onse gegeten W.
wierden die haar wel bequamen. W.Z.W.
Den Arent komt op de reede. Z.W.
Woensdagh smorgens gereefde marszeyls coelte. Wenden ten
2 uuren om de zuydwest, quamen met den dagh digt onder
de noord westhoek van 't eyland. Wenden daardoor oostwaars.
Sagen versckeyde kooghtens J) op 't lantna de wyse der hey-
denen, nevens een groot getal menschen Wenden slagk op
slagh van en na de walquamen ten 11 uuren alsoo dight
onder de wal in de midden van 'teylant, alwaar op 23 vaam
water ankerde. De gront gaf grijswit, coraalagtigk sant. Hebben
de noordhoek Oost en de noordwestkoek W.N.W. en een groote
opgerighte steen, die dighte op de cant stont, Z.W.t.W., alsoo
dat deze twee hoeken een kleyn inboght of bay (vormde)daar
een groote quantiteyt inwoonders stonde. De Arent nogh niet
op de reede zijnde, sont evenwel zijn sloep met eenige officieren
by my, met order dat ik de myne daarnevens aan de wal
soude sendenom te sien koe het land en de landaart bestont.
Gelijk wy deselve, (volgens) de ordre, gewapent na de wal zon
den, en soo als deselve het strant naderde, soo waren daar een
groote quantiteyt van den landaartwaardoor zy niet dorsten
naderen noch aan lant gaan. Gaven voor dat de landaart
sigh niet ontsien hadden, sigh in 't water te begeven, om de
riemen van de sloep ons volk te ontweldigen. Quamen alsoo
met onverighte saken aan boortseggendedat de landaart
gele en witte kleedjes droegen, sonder meer, hetgeen ik uyt
het schip genoegsaam had gesien onder 't oplaveren. Zy hadden
evenwel voor ons geen vrees, want zy quamen met kleene
schuytjens en vele op een bos biesen swemmende, aan boort,
sonder de minste wapenen, gelijk ons volk ook getuygde,die
De tot 21 Meter hooge afgodsbeelden; zie ook blz. 139. Af beeldingen daar
van komen voor in de „111. London News" van 25 Maart 1911, alsmede in
„Geiseler, Die Oster-insel." Twee staan in bet British Museum te Londen.