139 't welk bestont uyt drie en twintigh personende eherugijn daaronder gerekentbenevens de vaandrigh corporaal en 18 mannen of gemeene soldaten, wyders 8 man van't scheeps volk, die mede gewapent soude zijn om boot en sloep te be waren, wanneer wy voet aan land souden hebben. Snagts een zoetelijk landwintjen. 10 April. Winden. N. N.t.W. Vrydagh smorgens stil aangenaam weer, gingen ten 7 uuren met 5 vaartuygen na de wal om te landen. Onze manschap bestond uyt 53 coppen soo see varenden, als soldaten, van den Arent 68 en van de Affricaanse Galley 17 man, soodat wy 134 mannen sterk waren van de 3 schepen om te landen. Wy quamen sonder eenighe tegenstand aan de walexept diegene, die in de vaartuygen beschreven waren om dese te bewaren, want de inwoonders hadden, in 't minst nogh meeste, geen wapenen maar quamen ons met bloote banden by me- nighte verwelkommenhuppelende en springende van blijd schap. Niettegenstaande soo wierden der 9 a 10 van deselve door de onse dootgeschoten en verscheyde gequest't gene door mijn onderstuurman Cornelis Mens toequam, diesonder ordre op deselve vuur gaf, waardoor verscheyde andere een conclusie maakte, die daarmede vuur op gaven, 't geen hem seer qualijk afgenomen wiert. Hij bragt eenige bloote redenen in tot zyne verschooninge, dat de inwoonders de tromp van zijn snaphaan hadde willen vatten en met steenen ook gedrijgt hadden te werpen, 't geen van de heer Roggeveen, Coster, Roosendaal, luytenant 2), vaandrigh en van my, nevens alle officieren en vele gemeene niet gelooft wiert. Want wy allen quamen eerst aan land en passeerde door een groot getal in woonders been, die alle met bewysinge van groote vrintschap Maetinus Keekens. 2) De conmandant der „militie" Nicolaes Thonnah (op de Arent).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1911 | | pagina 189