158 waars. Sagen de (h)oeker zitten in 't Z.t.W. van ons. De eust van dit eylant strekte Z.Z.W. en N.N.O., konden het met de zuydooste wint niet opleggen. Sagen het dan met forsie van zeylen op te laverengelijk wy den geheelen dagh deden en in plaatse van winnen, verlooren, de nagt op handen komende, met rysende eoelte en telkens genootsaakt zijnde op 't gesigt van de brandingh te wendenwant dese eylanden hebben geen ankergront, laat staan om aan te looden. Zoo begon het vry naar voor ons uyt te sien, want door weyge- ringe van wenden ofte breken van rondhout, hadden wy sekerlijk mede schipbreuk geleden en bovendien waren we van onse vaartuygen ontstoken en dorsten ook niet noordwaars door de twee eylanden doorloopenten aansien van J) onse vaartuygendie ons sekerlijkals se van de wal af quamen zuydwaars zoude soeken, dewijl sy genoegh hadden konnen zien, dat wy zuydwaars werkte, en soude daardoor een ongemak konnen hebben ondergaan. Deden met veel forsie slagh op slagh van 't eene eylant tot het andere. Stuurde over de eene boegh O.N.O. en de andere Z.Z.W.deden elk zijn best sonder seyn doenom confusie voor te comen. Snagts de wint oostelijker. 20 Mei. Winden. z.o.t.o. z.o. o.z.o. z.o. Woensdagh smorgens of snagts styve marszeyls eoelte, la veerde slagh op slagh met veel forsie van zeyl om het van de wal te honden, dat ik nauwelijkx na boven dorst zien, vree- sende, dat mijn vaartuygh telkens met stampen agterover soude komen eu moest het evenwel laten staan, sonder minder [zeyl], dewyl de noot sulkx vereyste, om ons daarmede van schipbreuk te bevryden. We bevonden met den dagh, dat we met onse Met het oog op.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1911 | | pagina 208