178
wal. I)e inwoonders stonden aan strant, met wapenen versien
in groot getal enwanneer onse sloepen naderdequamen de
inlanders met versoheyde oano's onse tegemoetwaaronder een
cano zijnde, die een slagh grooter was als de andere. Deselve
quam digt by onse sloep, zittende in de midden een out man
met een jonge vrouwspersoon aan zijn zyde, hebbende beyde
nevens alle andere, geringe saken om haar lijf, daar se maar
even hare schamele leden x) mee bedeckeu con. Mijn stuurman
sagh, dat de anderen voor dese oude grijsaert veel eerbiet
haddenwaaruyt hy besloot dat het een coningh onder haar
moghte zijn, gelijk uyt het volgende genoegh zal blyken. Zy
verwisselden veel woorden met den anderensonder dat se aan
weerskanten iets conde verstaan. Waren onderwylen zeer na
aan 't strant gecomendaar de inwoonders met pijl en boogh
in groot getal stondenmakende een zeer groot gejuygh
't geen den grijsaert niet aan geleek te staannemende daarop
een stuk hout in zijn handen, dat aan zijn zyde lagh, eenigh-
sints gemaakt na de wyse van een scepter, makende met
't selve eenige bewegingewaarop sy allen van "t strant na 't
bos (sig) begaven. Het stont hier aan den wal vol met cokos-
notenboomen. Mijn stuurman seydedat er ook pisanghboomen
stondenhoewel hy soodauige vrughten niet gesien hadde en
dat er mede vers water is't geen hy door beteekenis 3) van
den grijsaart verstaan hadde. Wat er verder valt, is onbekent
gebleven, want we dorsten daar niet aan de wal gaan. Ook
was er tot aan 't strant toe geen ankergront. 't Eylaud is
boogh en overal bewassen met sware boomen, niet onplaisierigh
om aan te sien. De inwoonders zijn wakkere carels, vet en
glatvan couleur bruynagtigh roodtmet langh swartrosagh-
tigh haar, van gedaante of aangesigt, gelijk ik veel indianen
in America heb gesien. Den grijsaart gaf aan mijn stuurman
toen hy sagh dat die na boort wilde gaan, tot present, een
tak met 6 halfwasse klappers en scheyde als goede vrinden
Schaamdeelen. i) Teekens.