38
markiezaat van Yeere en Ylissingen, dat de Prins zelf eenige
jaren later kocht, is inderdaad van geen belang; met historische
rechten sprong men toch zonderling om, en in 1574 was de
waardigheid van Eersten Edele feitelijk opgeheven geweest
Maar de instelling ontleende haar zedelijken grondslag aan het
gebeurde in 't najaar van 1577, dat zich later meermalen
herhaalde; de kleine steden hadden ze noodig tegen Middelburg.
Zekeruit de besogneboeken van den Raad van Zeeland blijkt
wel, dat hetgeen door den representant van den Eersten Edele
aan Middelburg is voorgehouden als de wil van het gewest
inderdaad uit den koker der stedelijke gecommitteerden gekomen
is, maar ook dan gaf de instelling een beteren vorm dan
wanneer een Raadslid uit eene kleine stad rechtstreeks tegenover
de hoofdstad geplaatst werd. De representant van den Eersten
Edele behoorde echter den stadhouder van Zeeland te vertegen
woordigen in de beide stadhouderlooze tijdvakken is in zoo
verre correct gehandeld met de uitsluiting van den Eersten
Edele uit de Statenvergadering.
Toen den 14de" September dus op verzoek van de kleine
steden mr. Pieter de Rijcke en Marcüs de la Palma als
vertegenwoordigers van den Eersten Edele in de vergadering
kwamenkonden zij aanstonds deelnemen aan een hevig debat
over de bevoegdheid van Gouverneur en Radendie door
Middelburg in twijfel getrokken werd. In den namiddag
werden de instructie (van September 1576) en de Unie (van
Delft) ter tafel gebrachten onder protest van Middelburg
beslotendat hoewel in de instructie iets voorkomen mocht
dat den Staten van Zeeland prejudiciabel was, men daarin toch
niets veranderen kon zonder voorkennis van Zijne Excellentie,
te meer omdat bij de Pacificatie bepaald wasdat alle dingen
in staat zouden blijven tot aan de Generale Yergadering van
de Staten. Den volgenden dag legden de gedeputeerden van
Zierikzee, Goes en Tholen aan den thesaurier Manjiaker de
zwarigheden bloot; Middelburg wilde, naar zij zeiden, Zee
land subject maken aan Hollanddaarom wilden zij het college