XVI
en moeten aankoopenals de staat onzer geldmiddelen het maar
eenigszins vergunde telkens wordt geldelijke steun vereischt voor
de uitgaaf van geschriftenvoor oudheidkundige onderzoekingen
voor restauratie of behoud van monumenten en voorwerpen van
kunst, maar nagenoeg altijd moet het antwoord afwijzend luiden.
Ik zal geene sterke woorden bezigen en bewerendat de toestand
onhoudbaar is en dat er verbetering moet komen ik zou
dan ook in tegenspraak geraken met wat ik in den aanvang
zeide over den betrekkelijken bloei van ons Genootschap
maar de verklaring moet mij toch van het hartdat de in
komsten ruimer konden vloeien en dat ons Genootschap dan heel
wat meer zou kunnen uitrichten en nuttiger werkzaam zijn.
Onze nationale deviezenwaarop wij zoo trotsch zijn
Saevis tranqmllus in undislinde en desespereert nietJe maintien-
draiLuctor et EmergoNon sordent in undiszijn ongetwij
feld treffende uitingen van het taaie weerstandsvermogen,
waarvan zoo menige bladzijde onzer geschiedenis getuigenis
geeftmaar op de keper beschouwd zijn die kernspreuken toch
weinig opwekkend en prediken zij veeleer berusting in het
bestaande dan vertrouwen in de toekomst; van hoop en uitzicht
op een schooner en rijker leven van geloof aan een ruimer en
beter ontwikkeling van de in het volk sluimerende krachten
getuigen zij allerminst. Sursum corda of Crescit eundo zou
in zeker opzicht eene betere leus zijndoch boven alle woord
staat de daad zelvehet arbeiden met inspanning van alle
krachten, onverpoosd en onversaagd, zoo goed als wij maar
eenigszins kunnenen het veiligst houden wij ons aan den
levensregel van Jan de WittJgo quod ago.
Ook voor het Zeeuwsch Genootschap is nog veel te doen
en te bereiken. Op het bescheiden gebieddat ons tot werk
kring is afgebakendzouden wij zoo gaarne krachtiger willen
voorgaan en voortgaan, meer pioniersarbeid verrichten en
wat reeds rijp is verwerkenin plaats van den pas te mar
keeren en te handhaven. Doch om flink of eenigszins behoor
lijk voor den dag te komenontbreken ons veeltijds de stof-