170 naar elders te begeven, x) zijn klein kuddeke in bedruktheid achterlatende. Die bedruktheid werd niet minder, toen onder zijn opvolger de achteruitgang dermate toenamdat de zendings gemeente besloot, ten einde de schuldenlast niet te verzwaren, het kerkgebouw te verkoopen en een goed heenkomen te zoeken in een buitengebruik gesteld schoollokaal in een ander gedeelte der stad. 2) Nog eene wijle tijds bleven enkele getrouwen onder een derde evangelist hier bijeentot de mare verspreid werd„de gemeente van ds. Mooy is opgeheven." En het was .alzoo. De overgeblevenen, onder wie enkele voormannen der beweging, gingen nu voor het meerendeel naar de Hervormde kerk terug, waar zij zich niet langer ergerden aan den „dekmantel der onge rechtigheden," waarmede de dienstdoende predikant nog steeds was omhangen. D. DE KIJCKE. ds: Mooy in het kerkgebouw des Zaterdagsmiddags „Kinderzendingvereeniging," waar hij de kleinen op zendingsverhalen vergastte: voorts werden er des Zondags na afloop van den dienst samenkomsten gehouden in het welbekende Notarishuis in de .N.bdijwaarvan dhr, L. C. Ho ND rus eigenaar was. Daar kwamen de „broeders en zusters" iu „gezelschap" bijeen; ook kinderen mochten inedekomen waar men op banken aan eene lange tafel zat evenals op de verkoopiug. Behalve met bidden en het voeren van godsdienstige gesprekken hield men zich onledig met zingen, voornamelijk uit een liederenbundel. Om de maand werd het „liefdemaal" gehouden. Voorts schreef mij dhr. Mooy thans rustend predikant te Ermelo „Voor de zending is, vooral de eerste jaren, veel bijgedragen. Er zijn uitge groeid de zendelingen br. en zz. Van Dalen Jacob van Houtr en Joh. v. d. Hoek. Er vormde zich eene talrijke, bloeiende Jougelingsvereenigingwaaruit J. L. Zegersnu te Heemstede bedoeld wordt de tegenwoordigr Directeur der Chris telijke Vereeniging voor de verpleging van lijders aan vallende ziekten te Haarlem ook voor de zending werd verwekt. De „Week der gebeden" bracht de gausche stad in beroering, N. B. omdat ook anderen daar baden dan Dominees. Toen de arbeid gemeentelijk werd was de be strijding van buiten groot, doch grooter nog de geestelijke zegen, die stroomde. Ongeveer een jaar lang ging er geen week voorbij of er werdeu menschen bekeerd. Wij beleefden wonderlijke uitkomsten en merkwaardige lichamelijke genezingen dooi den dierbaren naam Jezus!" 1) Eenigen tijd voor zijn vertrek had dhr. Mooy die inmiddels met eene Mid- delburgsche juffrouw gehuwd wasgewoond boven de kerk, waar men de galerijen had uitgebroken en een paar kamers ter bewoning in gereedheid had gebracht. 2) N.l. bij de „Spuibrug" in de Spanjaardstraat, in het huis waar op een gevel steen de gulden spreuk prijkt„In den meesten voorspoed behoeft men den besten raad."

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1913 | | pagina 214