38
gevaar van beschadiging blijft blootgesteld. Het ligt dus voor
de hand te zeggen: Maak dan de glooiing anders, bedek het
aarden lichaam met een werkelijk gesloten harde laag, waar het
water niet door heen kan dringen. Het is volstrekt niet on
mogelijk die ideale bekleeding te maken, b.v. van onderling
verankerde, zuiver behakte Doorniksehe steen, maar al is dat
technisch geen moeilijk vraagstuk, financieël kan het wel onuit
voerbaar genoemd worden.
Maar dan rijst van zelf de vraag, zou het meer en meer in
toepassing komend beton hier geen dienst kunnen doen Hiermede
is een proef genomen. Een betonbekleeding geheel in de helling
van den dijk zelf van meet af aan te maken, althans beneden
dagelijksch hoogwaterpeil is te Westkapelle onmogelijk. Door de
hier steeds aanwezige woeling in het water zou de versche be-
tonspecie bij het opkomend tij onmiddellijk worden weggespoeld.
Ik liet daarom blokken van beton vooraf klaar maken op een
geschikt terrein en gedurende een paar maanden goed versteenen.
De vorm van de blokken is te zien uit Bijlage V. Met deze
blokken werd een zeer blootgesteld dijkvak over een kleine opper
vlakte bezet op de wijze als in evengenoemde bijlage is aange
geven. l)oor ijzeren stavenin de gaten gestokendie in de
blokken bij het gieten of stampen waren gespaard en die met
cement werden aangegoten, werd een prachtig sluitend en on
wrikbaar samenhangend geheel verkregenwaaruit geen enkel blok
kon worden uitgeslagen, zonder alle andere mee te nemen. Toch
was het resultaat geen succes. Na enkele jaren waren reeds vele
van de 40 c.M. dikke blokken tot de halve dikte en minder
afgesleten. Geen enkel stuk was echter uitgeslagen en toen de meest
afgesleten blokken moesten worden verwijderdkostte het uitbreken
en uithakken nog meer moeite dan het stellen had gekost. Zooals
wel gevreesd was, bleek de beton niet bestand tegen de afslijpende
werking van de kleinere steenendie zich in den loop der tijden
vóór den voet van den dijk op den zeebodem verzameld hadden,
of liever die daar waren overgebleven van vroegere bestortingen
en die bijna met elk getij ontelbare malen de glooiing worden
opgeschoven en weder daarover naar beneden rollen. Wanneer
men bij mooi weer en zwakken westelijken of noordwestelijken