Zeeland - goed land,
Ik ruil het voor geen heikant.
Dr. J. C. de Man.
Minder dan eenig ander gewest vertoont Zeeland in zijne
verschillende deelen een samenhangend geheel. Door groote water
gebieden gescheidenhebben de eilanden en het vasteland van
Zeeuwsch-Vlaanderen zich elk zelfstandig ontwikkeld. Taal, klee
ding, bevolking, godsdienst, maatschappelijke toestanden loopen
er zoozeer uiteen, dat de oppervlakkige beschouwer nauwelijks
eenig verband ontdekt. Toch hebben eene gemeenschappelijke
geschiedenis, eeuwenoude traditie en samenloop van belangen
te water en te land tot een hecht geheel vereenigd wat schijnbaar
tegenstrijdig was. De bevolking voelt zich stamverwant, en vóór
alles Zeeuwsch.
Als voornaamste karaktertrekken hebben de ingezetenen gemeen
liefde tot den geboortegrond en tot het huis van Oranje, een
gemoedelijken en tevreden aard, een taai weerstandsvermogen bij
onvoorziene rampen, een aangeboren schoonheidsgevoel, een diepen
godsdienstigen zin. In Zeeland is de plattelandsbevolking dubbel
zoo talrijk als de stedelijke en wat het gewest goeds en eigen
aardigs bezit dankt het voornamelijk aan zijne landbevolking.
Toen in 1813 het uur der bevrijding van het Fransche juk
sloeg, was de politieke toestand in de streken, welke thans de
Provincie Zeeland uitmaken, zeer uiteenloopend. Terwijl Schou
wen, Noord- en Zuid-Beveland en Tholen zonder slag of stoot
werden overgegeven aan de door den Souvereinen Yorst afge
zonden commissarissen-generaal, bleven Walcheren met de hoofd
stad Middelburg en de vestingen Vlissingen en Veere, benevens
Zeeuwsch-Vlaanderen, tot in 1814 deel uitmaken van het