44
Fransche keizerrijk. Met de meeste angstvalligheid werden in
het door de Fransche troepen bezette gedeelte door de censuur
alle voor de Keizerlijke Regeering nadeelige berichten geweerd.
In het weekblad van Middelburg van 13 April 1814 werd nog
namens den Prefect medegedeeld„De tijdingen der legers
moeten de geesten gerust stellen. Het bezitnemen van Parijs is
slechts een klein gewigtje in de schaalomdat die stad noch
eene sterkte nocli eene militaire positie is. De vijand heeft door
er in te trekken zijne operatielinie verzwakt, en de keizer heeft
reeds van die fout gebruik gemaakt om hem zijne achterhoede
geheel af te snijden. Alle vestingen van Frankrijk houden het
volgeene derzelve is nog aangevallen. In dezen stand van
zaken trekt de keizer aan het hoofd van eene armee van 100,000
man, bezield met alle de gevoelens, die de overwinningen waar
borgen tegen eenen vijand, die zich van alle hulpmiddelen ontbloot
bevindt en van allé zijne communicatiën is afgesneden. Verre
dan, dat het innemen van Parijs eenige ontsteltenis moet ver
oorzaken, moet men het beschouwen als eene onvoorzigtige
beweging van de zijde der gecoaliseerdenen 't welk nood
zakelijk hun verlies moet verhaasten.
„Moed en standvastigheid! Het uur der verlossing is geslagen,
Frankrijk zal weldra vrij en Parijs wedergevonden zijn."
En de Gouverneur van het eiland Walcheren verklaarde: „Onze
positie is schrikverwekkend (formidable), de vijand kan ze niet
aanvallen en zoo hij ons eindelijk, door de meerderheid over
weldigd tot wanhoop bragtzouden wij hem in de golven van
de Schelde doen verzwelgen, al moesten wij hem in dien afgrond
volgen."
Doch reeds den 17den April richtte dezelfde dignitaris tot de
ingezetenen van Walcheren de volgende proclamatie: „Het Kei
zerlijk bestuur is in Frankrijk afgeschaft; het volk heeft zijne
oude koningen teruggeroepen. Het eerste uitwerksel van deze
groote gebeurtenis zal de Vrede van de geheele wereld zijn.
Intusschen zult gijlieden onderworpen moeten blijven aan het
Tusschenbestuur hetwelk Frankrijk in naam van Zijne Majesteit
bodewijk den XVIII regeert en alle daad, die van uwentwege
daartegen inlooptzoude eene misdaad zijn."