45
De nieuwe staat van zaken was voor Zeeland inderdaad eene
verlossing, want Napoleon's hand had zwaar op dit gewest ge
drukt. De verbeelding zal ons Napoleon altijd voorstellen als
den Geweldige, dien Victor Hugo als 7-jarig kind eens zag:
„Passer, muet et grave, ainsi
Qu'un Dieu d'airain."
Later zag hij hem nog eens
„Et je lui retrouvairêveur a son passage,
Et la même pensee et le même visage,
II méditait toujours son projet surhumain."
Onze Voorouders zagen in Napoleon niets dan den Geweldenaar.
Bij een bezoek van den Souvereinen Vorst aan Vlissingen op 11
September 1814 getuigt een tijdgenoot: „Geheel anders waren de
bezoeken en audientiën, die men voormaals van Bonaparte
ontving en moest bijwonen. Altijd voorafgegaan door honderden
van krijgsknechten en een groot getal van zijn gevolg, waren
zijne voetstappen altijd vooruit met groote nadeelen en zware
lasten gekenmerkt, terwijl zijne komst altijd met vrees werd
verwacht. Zijn persoon was slechts met moeilijkheid te naderen,
zijn onderhoud altijd zeer stug en zijn vertrek liet altijd sporen
na van vernieling der eigendommen of het ongeluk van parti
culiere personen."
Dat het Fransche bestuur ten slotte voor ons land een zegen
is geweest, omdat de chaos van voor 1795 werd geordend, de
oude partijschappen opgeruimd en 's lands éénheid tot stand
gebracht, wordt thans gereedelijk erkend. Eveneens kan toege
geven worden, dat na 1815 Napoleon's bedoelingen miskend
zijn geworden en dat zijne maatregelen het welzijn der door hem
beheersclite volkeren beoogden, zij het ook naar zijn bijzonder
inzicht omtrent de inrichting der Maatschappij.
Maar onze voorouders hadden eene dergelijke philosophische
opvatting der geschiedenis niet, zij stonden midden in den strijd,
en voor Zeeland in het bijzonder was de Fransche tijd noodlottig
geweest, omdat de handel, vroeger naast en meer nog dan de
landbouw de hoofdbron en hartader der welvaart, er door ver
nietigd was.
De hoofdstad Middelburg was sedert de 14e eeuw in de eerste