59 de oppasser stelde zich tegen den hond wel te weer, doch deze liet niet af, zoodat de man voor erger beducht, den zak in de sloot smeet en wegliep. De hond volgde hem niet, maar bleef aan de sloot bij den zak staan; het meisje kwam ook derwaarts, om zoo mogelijk haren zak terug te krijgen, dan de sloot was te steil van kant en het water te hoog dan dat zij den zak bereiken konde: nu begaf de hond zich in de sloot en bracht den zak tegen den kant binnen het bereik van het meisje en hielp haar dien op het drooge trekken. Zij nam den zak voorts met zich en ging heende hond zag haar een korten tijd na en ging zijns weegs. Zooveel men wist was de hond niet bijzonder aan het meisje gehecht." Wil men weten, hoe het Zeeuwseh Genootschap eene eeuw geleden (op 22 April 1818) „den jubeldag van deszelfs vijftig-jarig aanzijn plechtig gevierd" heeft? „De heer President Lambreohtsen van Ritthem, ridder in de orde van den Nederlandsche Leeuw, hield eene redevoering (hierop volgt de korte inhoud). „Zijn WelEdelGestrenge eindigde zijne rede in gepaste zegenspraken en gelukwenschenbijzonderlijk ook gerigt aan den heer Slabber, thans President-Burgemeester der stad Goes, die van den beginne Lid des genootschaps geweest zijnde, thans dit jubelfeest mogt bijwonen. De heer vice-president La Pont, deze redevoering op eene zeer gepaste wijze beantwoord hebbende, traden de heeren leden A. van Dejnse en E. Epke.ma na eikanderen op, elk in een fraai doelmatig dichtstuk het heil van dezen dag bezingende. Vervolgens bood de heer President verscheidene geschenken aan, zoowel door Zijne WelEdelgestrenge zeiven als door andere Heeren Directeuren en Leden ter gedachtenis van dezen dag aan 's Genootschaps bibliotheek en kabinet geschon ken en welke met welgevallen en dankzegging wierden aangeno men. Eindelijk werd door den heer secretaris de Kanter al het werk dezer plegtige feesturen met eenen korten slotzang besloten en voorts door den heer President de vergadering beleefdelijk ontbonden." Ook de gymnasia verheugden zichals zijnde eene zeer deftige instelling, in de officieele belangstelling, b. v.: „Op den 19en dezer maand (October 1814) is de halfjaarlijksche

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1914 | | pagina 125