61
Dezelfde dichter zegt van Neerlands taal
„O Taal zoo krachtig, rijk en schoonmeer dan alle andre talen,
Zijt gij de Taal van 't Paradijs? Neen, die van Neerlands
dalen."
Niet anders laat zich in ongehouden faal (7 Maart 1827)
de latere Procureur-Generaal bij het Gerechtshof in Zeeland,
Mr. Mauinus Vekbkuöge uit:
„Gelukkig is de Staat, waar een wijsgeerig, deugdzaam Vorst
op den troon zit, die in zijne onderdanen zijne medeburgers,
niet zijne slaven ziet: in Nederland vindt gij dien wenschelijken
Vorst; op onzen bodem, medeburgers, genoegzaam alleen, kunt
gij rustig en tevreden leven; alles wat ons omgeeft, getuigt,
dat een zoo tot voorspoed leidend regeeringsstelsel door onzen
doorluchtigen Vader Willem is aangenomen."
in aansluiting aan hetgeen reeds boven werd gezegd t) mogen
hier nog een paar grepen volgen uit de Provinciale Verslagen.
In 1827 doen Gedeputeerde Staten van hunne ingenomenheid
met den gang van zaken in deze woorden blijken:
„Onder de regeering van een wijzen koning gaat het Hooge
Landsbestuur, op de liefde en het vertrouwen der ingezetenen
gevestigd, een vasten tred en dwingt het de hulde af van na
burige rijken, terwijl de Nederlanders als leden van één huisgezin
den stichter van ons politiek bestaan als den vader van allen
beminnen, achten en eerbiedigen. Door dien voortreffelijken
Vorst geleid, naderen wij allengskens tot de voltooiing onzer
grondwettelijke instellingen Geen partijzucht kenschetst bij
ons de beraadslagingen over de door den Koning voorgedragen
verordeningenmet bedaardheid worden dezelve overwogen met
mannelijke openhartigheid bediscutieerdde aanneming of ver
werping is niet de overwinning of de nederlaag eener partij
maar de uitdrukking van een welgemeende zucht voor het alge
meen belang, waaraan het Gouvernement vaak toegeeft en welke
inschikkelijkheid wederkeerig met dankbaarheid wordt ontvangen;
vrijheid van handelen en van denken is nog op den klassieken
grond der vrijheid in Nederland zoo groot als dezelve nimmer
1) bl. 57.