68
omtrent juist dezer dagen een medisch onderzoek aanhangig is
gemaakt.
Men verwachtte in 1813 hier algemeen, dat een nieuw tijdvak
van maatschappelijke welvaart zou aanbreken, doch werd daarin
bitter teleurgesteld. „Na de herstelling van het huis van Oranje
op den troon zien we" zegt een betrouwbaar Middelburgselie
schrijver J) „echter de armoede binnen onze gemeente niet ver
minderen, integendeel was zij sedert 1815 aanmerkelijk toege
nomen zoodat het getal personendat zich bij de verschillende
armbesturen aangemeld had, dat van vroegere jaren verre over
trof. De bedelarij was in het openbaar zoo toegenomen en de
burgerij werd, door het van dag tot dag vermeerderend aantal
bedelaars, aan hunne huizen en op den openbaren weg, zoo
verontrust, dat de stedelijke regeering in den jare 1817 bij pu
blicatie aan de ingezetenen te kennen gaf, dat zij het in het
belang van de gezeten burgers zoowel als van de armbesturen en
armen zeiven noodzakelijk oordeelde, in dien stand van zaken
door de oprichting van een bedelaarswerkhuis verandering te
brengen, zullende aldaar dan opgenomen worden al die armen
die werk begeerden, terwijl zij, die opzettelijk verkozen hun
brood met bedelen te zoekendoor gepaste maatregelen tot werken
verplicht zouden worden."
De Provinciale Verslagen over 1815 en volgende jaren be
ginnen alle met klachten als deze: „Het doet ons leed, dat wij
van den financieelen staat dezer (arm-)administratiën geen meer
gunstig tafereel kunnen ophangen" (1815). „Het zoude bijna
als overtollig mogen worden beschouwd U.E.G.A. onder de aan
dacht te brengen, dat derzelver hnancieele omstandigheden sedert
het afgeloopen jaar niet zijn verbeterd of zijn kunnen verbeterd
worden" (1816). „Z. M. heeft eene commissie benoemd om te
onderzoeken, wat er ten dezen te doen ware, om de bijna on
dragelijke last der arm-administratiën te verminderen en het lot
dier ongelukkigen zooveel mogelijk door arbeidzaamheid te ver
zachten" (1817).
1) Dr. S. Coronel, Middelburg voorheen en thans, bl. 211 vg.