78
en beheerders van polders en wateringen tot het verschaffen van
werk aan de behoeftige ingezetenen als een bij uitnemendheid
geschikt middel om dezelve in den drukwelke uit het mislukken
der aardappeloogst voor hen ontstaat, op eene doelmatige wijze
te gemoet te komen."
Er hadden zelfs, vooral in het Noorden des lands, ongeregeld
heden plaats, zoodat de deftige Staatscourant van 27 September
1845 de volgende waarschuwing tot de ingezetenen meende te
moeten richten: „De behoefte voor het oogenblik maakt wrevelig,
ontevreden. Men zou zich willen wreken. Opwien? Tegen God,
die de beproeving zondvalt niet te kampen. Aan de Regeering
kunnen zelfs kwalijkgezinden het misgewas eener vrucht niet
wijten. De groote kooplieden werken meer in de verte. Maar
de grutters en bakkers! Deze heeft men onder zijn bereik
die moeten het ontgelden, want die hadden het in de magt om
zonder opslag te verkoopen al verloren zij er bij. Redelooze
en wat erger is, noodlottige dwaling, welke op het hoofd van
hen zou kunnen nederkomen, die er zich hier aan overgeven."
Daarentegen werd het goede voorbeeld der welgezinden door
hetzelfde Regeeringsblad met instemming ter navolging medege
deeld: „Naar men verneemt, zijn onderscheiden handelaren er
toe overgegaan, om buitenlandsche bestellingen van leeftogt te
doen met-het doel, om, wanneer die herwaarts zal zijn gebragt,
denzelven zonder winst en alleenlijk tegen vergoeding van de
aangewende kosten af te staan. Deze edele wijze van handelen
verdient hoogen lof. Daarom hebben wij gemeend van dezelve
bijzonder melding te moeten maken."
De crisis der aardappelziekte ging, zij het ook met allerlei
ellende, voorbij, maar daarentegen bleek van blij venden aard het
verval van de voor deze Provincie zoo belangrijke meekrapcul
tuur ten gevolge van de invoering der aniline-kleuren. In het
algemeen werkten velerlei factoren mede om den landbouw te
drukkenzoo zelfs dat de hoeveelheid voortbrengselen per hectare
hoe langer hoe meer daalde.
In het midden der 19e eeuw zijn twee betrouwbare enquêtes
ingesteld omtrent den toestand der arbeidende klassen in Zee-