95 is de klachtdat werk- en melkmeiden op eene hofstede zoo lastig te huren zijn, als een gevolg van het moeilijke bestaan, dat haar leven daar medebrengt; eene beperking van het melkvee tot het noodzakelijkste is daarvan een ongewenscht uitvloeisel. De tuin- en ooftbouw neemt in de laatste jaren in sommige deeleu, met name in Zuid-Bevelandop alleszins bevredigende wijze toe, terwijl hier en daar in de duinstreek van Schouwen en Walcheren de bloembollenteelt met goed gevolg wordt inge voerd. In den bloeitijd levert de kleurenpracht op het overigens eenzame en eentonige vroon een schitterend schouwspel op, tot gelukkige logenstraffing van de woorden van Cats: „Schrale duynonvruchtbaar sant Daer geen Els en is geplant; Of ik klim of nederdael, Soo en vind ik echter niet, Waar oock mijn gesichte schiet, Dat mijn oogenlust verweckt Of mijn sinnen elders treckt," maar tevens eene bevestiging van een ander woord van den zelfden dichter, dat langzamerhand op geheel Zeeland toepas selijk wordt: De werelt is een seltsaem boeck Daer is niet een soo kleynen hoeck Geen stille vliet, geen holle zee, Geen woeste duyn, geen steile reê, Men vindt er niet soo schrale hey, Men vindt er niet soo dorren wey Men vindt er niet soo wilden kruyt, Of iemand treckt er voordeel uvt." Dit woord is niet het minst toepasselijk, nu het menschelijk vernuft zelfs den grond onder water productief maakt door den aanleg van kunstmatige oester- en mosselbankenal zou ook Cats zelf dit afgekeurd hebben, want: „Oesters, garnaet, alykruiken Is geen kost voor holle buiken Want dat woont in harde schelpen

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1914 | | pagina 161