98 van de haven te Goes (1819 en andermaal 1892), eene vernieuwing der haven te Zierikzee (1815), eindelijk de groote scheepvaart- kanalen door Zuid-Beveland (1866) en door Walcheren (1873). De laatste twee kanalen waren een gevolg van den aanleg van den Zeeuwschen spoorweg van Vlissingen naar Eosendaal, waar door ook de reeds door Napoleon ontworpen afdamming van het Sloe en van de Ooster-Schelde haar beslag kreeg. Het verdient hier vermelding, dat bij den aanleg van den dam door de Ooster-Schelde geen rijweg naast de spoorbaan ge maakt is, omdat aan de wederzijdsclie oevers geene aansluitende wegen bestonden; het verkeer tusschen Noord-Brabant had name lijk niet plaats over het gedeelte van de Ooster-Schelde, waarin de spoordam ligt, maar over het veer van Gorishoek, dwars door het eiland Tholen en vervolgens over het Thoolsche veer naar Brabant. Eerst in de laatste jaren hebben voornamelijk de automobielen het gemis doen gevoelen van een rijweg tusschen Zuid-Beveland en Noord-Brabant; de kans bestaat, dat die ver binding thans binnen niet al te langen tijd tot stand komt. Naar den Zeeuwschen spoorweg, welke de hoofdeilanden met Holland en Duitschland verbinden zoude, had men lang reik halzend uitgezien; reeds in het jaar 1846 was daarvoor aan Dirk Dronkers concessie verleend en had men in den Middel- burgschen schouwburg een luisterrijk spoorwegfeest gevierd met een voor die gelegenheid gecomponeerden spoorweggalop, waarbij noch het luiden van de bel, noch het fluiten van den conducteur vergeten was. Doch het duurde tot 1872, voordat men in Middelburg kon jubelen „Thans is ieder opgetogen, Nu het spoedig waarheid wordt, Dat het weldoend stoomvermogen Ook door Walchreus beemden snort En zijn spoed Loven doet. Schoone stad, die wij beminnen, Ieder juicht met gulle zinnen En stemt meê in 't blijde koor Heil brenge u kanaal en spoor!"

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1914 | | pagina 164