105
gebracht, doch eene geheel afdoende bescherming van een sterk
aangevallen oever was op deze wijze niet mogelijk, omdat eene
aangesloten bepantsering met zinkstokken te kostbaar was.
Daarom werd door A. Caland in 1833 in zijn werk over
dijksbouw en zeeweringkunde als een nieuw middel aan de hand
gedaan, om de kustlijn te verdedigen door de oprichting en be
vestiging van enkele vaste punten, als het ware waterstaatsforten,
op bepaalde afstanden. Hij ging uit van de door de latere
ervaring bevestigde ineening, dat dergelijke vaste punten, mits
op de juiste plaatsen aangelegd, de inscharing van den daar-
tusschen gelegen oever binnen bepaalde grenzen beperken.
Dit stelsel van vaste punten gepaard aan onderzeesche
verdediging door zinkstukken, waar dit door bijzondere om
standigheden noodig werd bevonden, is het eerst in practijk
gebracht door den Rijks-Hoofdingenieur H. E. de Bruijn en
vervolgens sedert 1880 over geheel Zeeland met den besten
uitslag systematisch toegepast door den eminenten, thans afgetre
den Hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat M. B. G.
Hogerwaard.
In Zeeland heeft men altijd zoogenaamde ealamiteuze polders
gekend, welke niet in staat waren zelf de kosten hunner zeewe
ring te dragen, doch daarin van overheidswege werden gesteund,
omdat hun behoud in het algemeen belang noodzakelijk was. Een
keizerlijk decreet van het jaar 1811 dat na 181P in hoofdzaak werd
gehandhaafd, bepaalde, dat de kosten voor de verdediging van
de ealamiteuze polders zouden worden bestreden in de eerste
plaats door de groepsgewijze in arrondissementen vereenigde pol
ders, in de tweede plaats door opcenten op de directe belastingen
geheven over het geheele Departement, en het dan nog tekort-
komende door den Staat.
In 1870 kwam eene nieuwe wet op dit onderwerp tot stand,
waaraan eene strengere geldelijke controle op de uitgaven en een
afzonderlijk beheer voor eiken calamiteuzen polder ten grondslag
lagen. Verder werd bepaald, dat hetgeen de uitgaven meer
mochten bedragendan door den polder en zijne naaste achterburen
naar vaste regels werd bijgedragen, zou worden bestreden voor
2/3 door het Rijk en voor '/3 door de Provincie.