107 Lnclor et Emergoen met recht mocht de schrijver van de Walchersehe Arcadia Mattiieus Gargon uitroepen „Verwonderlijk land: Daar diepte verzandt En scheeprijke stroomen Met bloemen en boomen Staan vroolijk geplant." Vooral in de afgeloopen eeuw hebben de landaanwinningen het in sterke mate gewonnen van het grondverlies. Geheele vaarwaters zooals de stroom, welke het vroegere eiland Wol- faartsdijk vormde, de Braakman bij Biervliet en Philippine en het Zwin bij Sluis zijn ingedijkt, in het verdronken land van Saeftinge en aan den Slaakdam (tusschen Thölen en Noord-Brabant) hebben inpolderingen plaats, terwijl de tijd niet verre is, dat de dam, welke Zuid-Beveland met Noord-Brabant verbindt, niet langer het water der Schelde, maar aan weerszijden gelegen polders zal scheiden „Siet, aenwas is een ding, dat sonder ons gevoelen, Komt sijgen uyt de zee en aen den oever spoelen Al schijnt het eerst maer sant, en niet dan enkel blik, Het neemt geduurig toe, en wort ten lesten slick, En daerna wast er gras; een stal van hondert schapen, Die kan er naderhant hun noodig voedsel rapen, Tot dat het op het lest verandert synen naem En even met'ertijt tot dijken is bequaem." Zooals alles in de wereldhebben die bedijkingen naast haar lichtpunt ook eene schaduwzijde: plaatsen als Sluis, Biervliet, Arnemuiden en meer andere, welke vroeger aan een open zeearm gelegen waren, zijn in den loop der tijden door land omringd geworden en daalden van handelssteden tot landbouwgemeenten af. Dit moge door wie met historischen zin en fantazie be deeld is betreurd worden, het is nu eenmaal een feit, waaraan niet te veranderen is en waarin men te berusten heeft. Buiten dien hoede men zich voor overdrijving en neme de zaak niet al te tragisch opof zijn wellicht de landbouwers van Biervliet be klagenswaardiger dan hunne vakgenooten te Oostburg, omdat eerstgenoemde gemeente vroeger aan zee gelegen 'heeft en het

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1914 | | pagina 173