112 oog hadden voor de rechtmatige grieven en eischen van anders denkenden. De van ouds oppermachtige conservatieven thans van allen invloed op 's lands zaken beroofd en zich zelfs hun eerlijken historischen naam schamende, de liberalen dupe van hun eigen troetelkind, de zoo vurig verbeide democratie, en van de minder gewensclite antithese. De kleine luiden meesters van het kapitool in ltijk, provincie en menige gemeente, op hunne beurt „lieden van aanzien of invloed," deze allen gelijkelijk en zonder genade bestookt door ongezeggelijkelastige soci's. Wel een der merk waardigste doch tevens gelukkigste verschijnselen van den tegen- woordigen tijd is die algemeene deelneming en belangstelling in politieke zaken, al leidt zij wel eens tot zonderlinge uitersten. Zoo hoorde ik onlangs een aanhanger der coalitie tot een partijgenoot zeggen: „Wat, geeft gij nog de hand aan een liberaal?" Maar laat ik er aanstonds bijvoegen, dat dit voorviel tijdens de hitte van een verkiezingsdagen men zou zeer dwalen door een dergelijk alleenstaand feit als maatstaf te nemen voor de verhouding van politieke tegenstanders in Zeeland. Integendeel is onderlinge waardeering bij alle verschil van meening regeldaar men zich ook in den politieken strijd vóór alles Zeeuw blijft gevoelen. iklle partijen reiken elkander dan ook gaarne de hand in eene instelling, welke de eeuw overduurd heeft, het Zeeuwsch Genoot schap der Wetenschappen, waarvan H.H. M.M. de Koningin en de Koningin-Moeder Beschermvrouwen zijn en de Heer Commissaris der Koningin het Voorzitterschap bekleedt. De ondanks alle verschil van meening zoo sterke gevoelens van stamverwantschap en broederzin der Zeeuwen vinden hunne juiste uitdrukking in het devies des Genootschaps Nou sordent in und.is„zij blijven onbezoedeld te midden van do baren." Oorspronkelijk een on derschrift van liet embleem des Genootschaps eene rots in de zee met de zeven vrije kunsten is deze zinspreuk in het algemeen toepasselijk op al wat echt en onvervalscht is gebleven in dit gewest den loop der tijden door. Niet het minst ook op den alouden Zeeuwschen geest, het gemoedelijke volkskarakter: „Goed rond goed Zeeuwsch." Want al mogen realistische men- schen beweerd hebben, dat dit op den ongesnoeiden Zeeuwschen rijksdaalder sloeg, wie Zeeuwsch voelt, weet beter.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1914 | | pagina 178