5
Dat dijkje was ongetwijfeld bedoeld als een soort kade achter
een zwak punt van het duin, om eenige keering te hebben,
wanneer het duin mocht doorbreken. In het archief van den
Polder Walcheren vindt men in de rekening van de Vijfambachten,
tegenwoordig Noordwatering, van 1183, d. i. de oudste rekening
van die watering, een bedrag van 8 15 sch. 4 gr. VI. in
uitgaaf gesteld voor het maken van de ware te Westkapelle over
eene lengte van 132 roe en 9 voet of ongeveer 480 Meter.
„Ware" beteekent binnendijk of slaperdijk en ik veronderstel nu
dat de omschrijving van den post in de rekening „het maken van
de ware te Westcapelle" beteekent het herstellen of verzwaren
van de ware, omdat het vermelde bedrag veel te klein is om
daarvan een nieuwe kade te maken van 480 M. lengte, ook al
houdt men, zooals van zelf spreekt, rekening met de veel grootere
waarde van het geld in die dagen dan tegenwoordig.
Vermoedelijk is hier dus sprake van een bestaande ware of
binnendijk, die zeer goed het „cleen dijckskijn" van 1432 kan
zijn, waaraan in 1483 een grondige herstelling en verzwaring
noodig werd geacht. Waarschijnlijk is deze binnendijk een deel
van den slaperdijkaangegeven op eene teekening van den be
roemden landmeter en kaartteekenaar Jacob van Deventer van
omstreeks 1550, getiteld: Westcappel met den dubbelen dijk en
hoofde aan de Noordzee, als Bijlage II hierachter gevoegd.
Hetzij mij vergund, voor ik verder ga, even een opmerking
te maken naar aanleiding van het straks genoemde bedrag van
8 pond, 15 schelling en 4 grooten Vlaamsch of in tegenwoordig
geld 52,60, dat ik veronderstelde herstellingskosten te zijn van
de 480 M. lange ware van 1483. Die som representeerde toen
een waarde aan arbeidsloonovereenkomende met 7 8 maal dat
bedrag of f 400 tegenwoordig. Uit oude archiefstukken van
Walcheren blijkt nl., dat in liet laatst der 15e eeuw het dagloon
van een dijkwerker was 8 grooten of f 0,20, dat van een op
zichter één schelling of f 0,30, welke loonen thans op f 1,50
en f 2a/ 2,50 te stellen zijn. Uit dien tijd vond ik, dat de
penningmeester van de Vijfambachten in uitgaaf stelde een be
drag van 18 grooten of 45 centen, met de specificatie: „item
heeft den dijckgrave met Willem Corn elisz. geweest om den sluys