15 UE.A. ter plaetse aengewesen, dewelcke niettegenstaende liggende op een hooch stael soude moeten gemaeckt werden van keure als voren van de reparatie van den ouden dijck is gesegt. Vorder is ons advijs, in cas UEA. resolveerden ende verstaen tot de restauratie van den ouden Westkapelsohen dijck, afslaende de inlage, dat inen alsdan met de eerste gelegentheytnaer de gedaene restauratie van den ouden Westkapelsohen zeedijck, tot securitoyt ende meerder versekeringhe van den lande behoorde te proeedeeren tot het maecken ende leggen van een slapert. Ende alsoo in materie van dyckagie de uutcomste van saecken seer onseker ende dangereus is, stellen wy, alles liiervoren ge- premitteert tot oordeel ende discretie van UE. ende Aghtbh." Dit advies komt dus neer op het volgende. De oorzaak van den jammerlijken toestand van den dijk ligt in het steile buiten beloop en in de „groote warrigheyt van de hekeltuynen" hetgeen beteekent in de groote leegheidde te geringe vulling met rijs hout en steen van de staketten op het rijsbeslag. Aardig is het motief, dat wordt aangevoerd voor de vermin dering van de steilte der buitenhelling. De adviseurs zeggen „de stijlte veroorsaeckt meerder gewelt van water, twelck sijnde wreet ende stuvr element, met soetigheyt moet worden geleyt." Die soetigheyt bestaat dus in het gemakkelijk maken van den op- en afloop van het water, door het verflauwen der helling. Wij zijn tegenwoordig ook voor een flauwe helling en voeren daarvoor heel wat geleerde beschouwingen aan, maar de con clusie blijft toch dezelfde. De raadslieden bevelen aan een helling van 6 op 1d. w. z. op elke 6 voet horizontaal 1 voet klimmen verder vermeerdering van het aantal hekeltuynen of staketten, en het ruim voorzien daarvan met rijshout en steen. Mocht dit al te kostbaar worden o. a. door de „groote menighte ende quan- titeyt van steen, die seer qualijck ende difficyl is te becommen, alsmede om de restauratie van de zeewercken" dat zijn de hoofden op het strand, „die op vele plaetsen ontstelt zijn," dan geven zij in overweging een inlaag te leggen, waardoor het jaarlijksch 1; Van keurewaarschijnlijk is de beteekeuis van het Mul. ter core d. i. naar den eisch, zeer goed.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1914 | | pagina 77