17 de Vijfambaehten (tegenwoordig Xoordwatering)waarin de dijk gelegen is. Dit advies begint met de verstandige opmerking, dat bet in de eerste plaats noodig is vast te stellenwat de oorzaak is van de „drouvige gestaltenisse" van den Westkappel- schen dijk, of geheel in hun taal, „dat men behoorde te consi- dereerenuyt wat oorsaecke de groote schade nu ende op andere jaeren zijn ontstaan, tzy door grontbrake ofte de groote slach van twater van den hoogen vloet." En zeggen zij verder „de- wyle alle swaerichheyt alhier is ontstaen door den slach van twater en nyet door grontbraken, soo seggen wy, dat men geen inlage behoorde te leggenwant de zee te wycken ende toe te geven ende een inham te maecken, daar twater gedurich sijn cracht in soude hebben met ebbe ende vloet, dat soude hier naer ons beduncken meerder swarichheyt veroorsaecken." Nog andere nadeelen zijn huns inziens aan het leggen van een inlaagdijk verbonden. Zij verklarendat „de jegenswoordigen tee van den dijck vast ende goet is en tot nogh toe geen schade daerin hebben geledenen dat onse nollen ende hoofden goet ende bequaem zijn om de ebbe en vloet van tlant te dryngen en noch redelycken voorlant hebben." De vraag, of het gewenscht is den dijk over te halen en vlakker te leggen, bezien zij meer in detail dan de andere adviseurs, omdat zij de personen zijndie de werken zullen hebben uit te voeren, en niet alleen maar raad hebben te geven. Zij wijzen er op, dat al is het vlakker en flauwer leggen van den dijk en het gedeeltelijk overhalen gewenscht, dat veel bezwaar meebrengt om reden „den dijck nyet dan van binnen sant en is en nyet veel dient geroert te worden, en dat d'aerde, die daartoe van doene soude wesennyet mogelyck soude sijn te becommen." Evenwel zal toch op enkele gedeelten de dijk moeten worden vervlakt en zal in verband daarmede nieuwe klei voor de be kleeding moeten worden aangevoerd. Verder moeten nieuwe staketrijen worden geplaatst, nollen en hoofden hersteld, kuilen in den dijk worden gevuld. En ten slotte schrijven zij„Ende soo UEd. goet vonden en oordeelden den voorscr. dijck alsoo te willen laeten, so wenschen dijckgraef en gezworens, dat UEd. hunlieden geliefden acte te verleenen, dat sy alle de luyden, in Archief 1914 2

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1914 | | pagina 79