20 land. De pas benoemde commies van de VijfambachtenIsaüc Gillis, den 22sten Januari in functie getreden, had dus dadelijk de banden vol. Hij schijnt zoo flink opgetreden te zijn, dat hem als belooning voor zijne goede diensten in vrij gebruik werd afgestaan een perceel weiland, achter de doorbraak gelegen. Dat perceel bleef bij de opvolgers van Gillis in gebruik en was bij de Westkappelaars bekend onder den naam van commiezenweitje. In 1856 werd dit weitje door het Polderbestuur verkocht en ontviel dus dit extratje aan den commies der Noord watering. De doorbraak was door de goede zorgen van Gillis spoedig gedicht, maar op vele andere plaatsen was de dijk zoo zwaar beschadigd, dat ook daar bij nieuwe stormen doorbraken ge vreesd konden wordenzoodat krachtig handelen geboden was. Dat men alle zeilen bijzette, bewijst wel het schrijven van een com missie uit de 24 commissarissen aan de Staten van Walcheren van 26 Februari, waarin den Staten dank werd gezegd voor hunne goede zorgen in den laatsten tijd „als wanneer de Westkappelsche duin aghter het Zuyderhooft, daer die aan den dijck gesloten is, door de excessive hooge vloet was doorgespoelt." Bij die dank betuiging voegden zij de mededeeling, dat zij het land van Wal cheren hadden omgereden en een memorie zouden opstellen over hetgeen te doen stond. Deze tocht om het eiland was wel ge motiveerd, want ook aan de andere wateringen was veel schade en vallen en doorbraken hadden plaats gehad in de Zuidwatering en in de Oostwatering, aan den Ooster- en Noorder Nieuwland- polder. Ik zal U niet vermoeien met de verschillende voorstellen die gedaan werden om den dijk weer in orde te brengen. Zij komen weer neer op overhalen van den dijk in het zuiden, aanvullen der gaten met grondvoorzien van het buitenbeloop met klei herstellen der nollen en hoofden, maar als een bewijs, dat de beslommeringen den Heeren Staten over het hoofd groeiden, wil ik speciaal noemen een wanhoopsbesluit in de vergadering van 19 Maart nl. „te ondersoecken en te beproeven of de tee en de dijck, om de bovenmate sware onkosten van het rijsbeslag, van het Zuyderhooft af noortwaerts op 130 roeden lengte, niet in toekomende sonder rijsbeslag soude wesen te houden, en wyders,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1914 | | pagina 82