VI
scheidenlijk door liet bestuur aanbevolen de HH. Mr. J. A. Heijse
en Dr. K. Heeringa.
De gewone vergaderingen hadden geregeld plaats en
werden bijgewoond door ten hoogste 43 en ten minste 17, ge
middeld 30 toehoorders; ten vorigen jare waren die cijfers 44,
17 en 28.
In de Ootobervergadering hadden de gebruikelijke mededee-
lingen omtrent ingekomen stukken en voorwerpen plaats en bracht
de Voorzitter, de heer Mr. II. J. Dijckmeester, een uitgewerkt
verslag uit door de inmiddels ingekomen boekwerken.
De Novembervergadering was gewijd aan eene studie van den
heer Jhr. Mr. Dr. W. A. J. Snouck Hurgronje „Over de Icono-
graphie van de Gothieke kerk in de Middeleeuwen."
In December gaf de heer L. Weijl eene lezing ten beste over
„De toekomst der interne geneeskunst."
In Januari leverde de heer Dr. A. van der Plier uit Nijmegen
een bewijs van zijne belangstelling in het genootschap door het
vervullen van eene onverplichte leesbeurt, waartoe hij tot onder
werp had gekozen „De opgravingen in Palestina."
In Pebruari hield de heer H. van Gelderen eene voordracht
„Over den Westkapelschen dijk."
In Maart besloot de heer Dr. II. Ileilingh de reeks spreek
beurten met. eene lezing over „Oververmoeidheid van het gezichts
orgaan."
In meest al deze vergaderingen werd door den Voorzitter
verslag uitgebracht over de ingekomen boekwerken en werden de
ingekomen voorwerpen ter tafel gebracht.
In het personeel der conservatoren kwam geene ver
andering zoodat het bleef samengesteld als volgt
Zelandia Illustratade heer Dr. K. Heeringa.
Penningen en munten: mej. M. G. A. de Man.
Geschiedkundige voorwerpen en zeldzaamheden: de heer J. A.
Prederiks.
Possilia (alle in den grond of het water gevonden voorwerpen
de zoogenaamde steenen kamer): de lieer J. A. Prederiks.