29 men minder spoedig last kreeg van het opkomende water en niet alleen bij bijzonder lage getijden, wanneer het water beneden bet gewone laagwaterpeil afloopt, behoefde te werken. In de steilere helling, die de dijk nu verkreeg, werd geen bezwaar gezien, omdat die helling nu veel sterker verdedigd werd, terwijl tevens geldelijk voordeel werd verkregen, omdat de glooiing minder breed kon worden dan bij een flauwere helling. Toch is het jammer dat men om het dadelijke voordeel, de flauwere helling heeft prijsgegeven. Wat men bij den aanleg gewonnen heeft, is sedert dubbel en dwars verloren aan meerdere onderhoudskosten van het dijkstalud en aan meerdere bestorting van den voorliggenden zeebodem. Ik wensch nu nog even terug te komen op het hiervoor ver melde feit, dat het staketwerk op den dijk in de 18e eeuw en het begin der 19e, zooveel spaarzamer was toegepast dan in de 17e eeuw. Dit feit is te verklaren door de omstandigheid, dat dat staketwerk, dat ten allen tijde zeer kostbaar was in onder houd, in de eerste helft der 18e eeuw zeer hevig te lijden kreeg van den paalworm. Die paalworm, die omstreeks 1730 zich plotseling langs de geheele Nederlandsche kust vertoonde, ver nielde in korten tijd de zeeëinden der paalhoofdende laaggelegen staket- en rijswerken. Het hielp niet of men al bid- en vastendagen hield naar aan leiding van de buitengewone plaag, zooals Jacobus Isebrandi Harkenroth, predikant te Appingedam, aanbeval in zijn boekje van 1733 „over den worm in Nederlands paalwerken voor de zeedijken." Niet onaardig is de beschrijving die deze predikant geeft van den paalworm of kokerworm, zooals hij hem ook wel noemt. Hij schrijft: „Zij zijn verscheiden in lengte, gemeenlijk omtrent een halve voet of iets minder of meer lang, ook wel van 14 duim, Amsterdamsche maat. Hun geheel lichaam bestaat uit verscheidene ringen, beenloos, ongemeen zacht en week als een oester, grijsachtig van koleur. Sommige hebben aan weers kanten des buiks ontalik veel kleine beenen, met haakjes alle gewapent, welke door zee-en timmerliedenduizentpooten genoemd worden. Het aanmerkenswaardigste van alles is het hoofdmet twee harde hoorntjes of helm of schelpjes, als een frit, rasp of

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1914 | | pagina 93