35
glooiing breken en de snelheid van de ailoopende verminderen.
Door liet breken der aankomende golven, loopen deze minder ver
door. Was liet staket er niet, dan zou de dijk nog veel breeder
en hooger moeten zijn, om de kracht van de golven uit te
putten en overstorten over de dijkskruin aan de binnenzijde te
voorkomen.
Door belemmering van den terugloop der golven, wordt de
snelheidwaarmee zij den zeebodem treffenkleiner en het gevaar
van wegschuren van den bodem buiten den voet van den dijk
minder. De staketwerken hebben dus ongetwijfeld een nuttige
functie, maar zij hebben ook een ernstige schaduwzijde. De
steenglooiing zelve beschermen zij niet, integendeel. Door de
hevige trillingenwaaraan het staketwerk is blootgesteldwanneer
het zijn goede diensten bewijst, worden de steenen der glooiing,
waartussclien de staketpalen zijn ingeheid en die dan als hef boom en
werken, losgewrikt en losgewrongen en het uitslaan van steen
kan bijna niet uitblijven. Een paar steenen uit het verband
gerukt in de nabijheid der palenis dikwijls het begin van een
uitgebreide beschadiging der steenglooiing.
Hoe nuttig dus de staketwerken ook zijn, het nadeel dat zij
meebrengen is m. i. zoo groot, dat het opruimen daarvan ernstige
overweging zou verdienenmaar dan zou daarmede gepaard moeten
gaan een veel flauwer buitenbeloop en een hoogere ligging van
de dijkskruin, wijzigingen in den bestaanden toestand, die ■onnoem
lijk veel geld zouden kosten.
De aan de staketwerken verbonden nadeelen hebben niet de
paalhoofden, die aan den voet van den dijk in zee zijn uitge
bouwd. Zij hebben hoofdzakelijk ten doel de golven te breken,
vóórdat zij de glooiing bereiken. Hun werking om den stroom
evenwijdig aan den voet der glooiing af te leiden, is m. i. van
geringe beteekenis.
Wanneer de golfbeweging van uit zee zich voortplant lood
recht op de kustdus in de lengterichting van de hoofdendoen
zij den minsten dienst. Maar wanneer de golven eenigszins
schuin op den dijk aankomen, doen de vrij dichte paalrijen der
hoofden ontwijfelbaar groot nut door vermindering van de voort-
plantingssnelheid der golven op de glooiing.