32
legden hem drie jaar lang uit de stadskas een som toe van 200
pond Parisis of 100 gulden 's jaars „te hulpen der dijkage van
eene geule, die overgegaan 4) is in Wulpen, welk bedijken oor
baar 2) is der vaart en omme den loop van den watere tussclien
Sluis en Damme te bet te verkrijgene" 3). Zoo krachtig gesteund
sloeg de heer van Moerkerke met de zijnen de hand aan het
werk en beversehte in 1422 4) een uitgestrektheid van 700 ge
meten lands 5), naar hem den Moerkerksclien polder genoemd
en gelegen tussclien Wulpen en Cadzand, daar waar thans de
deels herdijkte deels nog altoos geinundeerde Zwartepolder is te
vinden 6). Of Moerkerke c. s. den mond van het Zwarte Gat
volkomen hebben afgedamd en zoodoende Wulpen aan Cadzand
vastgehecht, is onzeker maar waarschijnlijk lijkt het niet. Den
kelijk lieten zij tusschen beide een opening over die, met
slikken en zanden opgevuld, den doortocht van het water in
voldoende mate afsloot. Anders ware het onbegrijpelijk hoe de
St. Pietersabdij te Gent, voor wie als eigenaresse van tienden
in deze buurt de plaatselijke gesteldheid uitteraard geen geheimen
bezat 7), in haar rekeningen van 14601465 van Cadzand kon
spreken als van een „eiland rondomme staande in de zee" 8).
1) gedichtafgedamd. 2) dienstig.
3) Stadsrekening van Brugge, aangehaald door Gilliodts, Inventaire des ar
chives de la ville Bruges, IV p. 370.
4) Rekening van de Sint Baafsabdij over 15331534 „de thiende in den
polder van den Swarten Ghate tnsschen Wulpen ende Cassandt groot 700 gheme-
ten bedijckt in 't jaer 1422
5) Het Brugsche gemet m ruim 44 aren.
6) „Boenhure Oliviers houd een leengoed groot 28 ghemeten lands ende
leghet in de prochie van Casand tusschen Wulpen ende Casand in den pol re die
men heet de Moerlcercschen poire," Leenregister van 1435 bij Gilliodts, Coutu-
mes des petites villes et seigneuries enc'1 avees. du quartier de BrugesII p. 34.
7) Zij bezat de tienden in Groede.
8) De Potter Geschiedkundig mengelwerk over Zeeuwsch-VlaanderenMid
delburg 1879, blz. 36. Ook na de herstelde afdamming van de geul in 1486,
waarover hierna wordt gesproken, moet Cadzand niet aan Wulpen vastgehecht zijn
geweest, maar een apart eiland gebleven zijn, want als de Bruggeling Rombout
de Doppere de in zijn tijd voorgevallen brandstichtingen in Cadzand van 1491
en 1492 verhaalt, vermeldt hij bepaaldelijk dat het toen een eiland was, Hombout
de Doppere, Chronique brugeoise (14911498) ed. Henri Dussart, Bruges 1892
pp. 2 33.