69 voorkomende, dat kennelijk door liem bijeengebracht en van eene inhoudsopgave voorzien is. Nog komen in de verzameling twee zware deelen voor; ten eersten eene genealogie van den huize Van Borssele, tot het jaar 1660 voortgezet door Ruysch de Bruyn. Het wil een afschrift van liet oorspronkelijke zijn, dat vermeerderd is door Jacob van Borsskle van der Hooghe. Het is een geheimzinnig werk, waarover ik aarzel een definitief' oordeel uit te spreken. Het Zeeuwsch Genootschap bezit eene genealogie Van Borssele, dat op den band toegeschreven wordt aan Ruysch de Bruyn wiens naam echter in het handschrift zelve niet schijnt voor te komen. Voor zoover ik zien kan, strijdt de inhoud hiervan niet met dien van het deel, dat Jacob van Borssele van der Hooghe bezeten heeft, maar de stof is er geheel anders bewerkt. In het bedoelde deel treft men eene voorrede aan van Ruysch de Bruyn welke geschreven heet te zijn op 1 Januari 1660; daarop volgt eene. eigenhandige voorrede van Jacob van Borssele van der Hooghe, waarin hij mededeelt, dat hij de genealogie in ampel formaat heeft laten afschrijven; deze woorden zijn geschreven in Den Haag 2 Januari 1660. Deze beide data zijn moeilijk met elkander te rijmenwanneer er tusschen Ruysch de Bruyn en den gepretendeerden Van Borssele samenwerking bestaan heeft, zou men mogen verwachten, dat er in het archief van dezen eenige correspondentie dienaangaande was overgebleven, zooals het geval is met brieven van Joris Sijen Pietersen te Amsterdam, Balthazar van Bueren te Utrecht en Rivius te Westminster, die hem gegevens hebben verstrekt. Heeft Ruysch de Bruyn bestaan Het andere zware deel is een register van oorkonden in het bijzonder betrekking hebbende op het geslacht Van Borssele. Dit loopt tot 1660 en bevat marginale aanteekeningen van Jacob van Borssele van der Hooghe. Uit de voorrede tot de genea logie blijkt, hoe de bedoeling van dezen is geweest, dat zijn oudste zoon al deze gewichtige zaken zou bewaren. Curieus is, dat op de voorrede eene „waarschouwinge aan mijne „kinderen" volgt, waarin de deugd der nederigheid wordt geprezen. Een alleszins gepaste aanhef voor een indrukwekkende geslachts beschrijving

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1916 | | pagina 115