144 eeuwen oud was. Zooals later zal blijken bestaan er voor deze meening meer gronden dan deze alleen. Toen liet oude Gasthuis in 1866 gesloopt werd, was het midden in de stad gelegen; al mede een der redenen welke geleid hebben tot het bouwen van een nieuw ziekenhuis. In 1429 toen, naar met zekerheid is na te gaan, het gesticht reeds op dezelfde plaats stond, bestond dat bezwaar niet, want het was toen geheel aan den buitenkant gelegen. Het gebouwen-complex bevond zich op de hoek gevormd door de Lange Delft en de Nieuwstraat, met de zware boogvormige hoofdpoort uitkomende op de Lange Delft, met de kleine achter poort, „de doodspoorte"op de Nieuwstraat. Wij moeten aan nemen dat zoowel vóór als naast het Gasthuis een sloot, een afvoerkanaalliepwelke beide uitmondden in de Arne die achter het gesticht heen liep, en wier gekanaliseerde rest men meent te moeten zoeken in de gracht welke loopt tusschen de Eouaansche Kaai en den Kinderdijk. In 1429 werd er een nieuwe houten goot gemaakt „in den dilft" vóór het Gasthuis. En in de rekening van 1497 vinden wij de volgende ontboezeming van de Gasthuismeesters„betaelt meest' Ghijs de stillevagher om te ruime de wat'loop vande stede die vast aen dat tgasthuys aene leyt en om beters wille wanttet tgasthuys daghefix stancke ghenoueh heeft van die arme zieke al en haddet gheen van bute, also om beters wille om dat die goede stede jaerlix cost van de Gode huysse heeft also hebbe wij dese waterloep doen ruime van de daer die arne gaet van de gasthuyse". Behalve het woord stillevagher (stilletje en vegen) voor den man dien wij stadsreiniger noemen, leert deze post ons dat het buiten en binnen het Gasthuis niet frisch rook, dat de stad het gesticht geldelijk steunde en dat de Gasthuismeesters dezen steun dankbaar erkenden. Wij kunnen ons nu nog wel eenigermate voorstellen hoe het Gasthuis daar lagde Kapelboven het geheel uitstekende en van een kleinen toren voorzien, daaraan gebouwd verschillende onregelmatige zalen en bijgebouwen, de ramen weinig in aantal en zeer hoog geplaatst, de vloeren van groote steenen, plavuizen; tusschen de zalen eenige binnenplaatsen met gras en boomen,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1916 | | pagina 190