II. 1465-1574.
„Item dit is alsulcke rekeninghe en bewys als ic Hughe Jansz.
ontfanghen en vutghegeven liebbe van Korssavont anno 64 tot
Korssavont toe 65 en 66 ende daertoe mede van restanten,
vervallen, testamenten, incomsten en gracien die den gasthuise
ingecomen syn binnen der termijn voirscreven in sulcke paeymente
als nu gancbaer is ende in buerssen valt".
In dit boofd van de eerste Gasthuis-rekeningeen concept
van bet jaar 1465, vinden wij in het kort opgesomd de bronnen
der inkomsten zooals die jaar op jaar terugkeeren: de restanten
van te laat inkomende gelden uit het vorige jaar, de te „midwinter"
en „te meye" vervallende pachten en burende legatende schen
kingen en ten slotte bet geld dat in de offerblokken werd gestort
bij kerkelijke bedieningen en plechtigheden.
Reeds uit deze eerste rekening leeren wij meer omtrent het
gesticht dan uit alle losse mededeelingen der vroegere jaren samen.
Al dadelijk treft bet ons dat er niet minder dan 127 posten
van inkomst uit pachten worden geboekt. Deze pachten lagen
ineerendeels op Walcheren: „Welsinghe, C'oudekercke, Bekercke,
Crofnenhoucke, Sint Janskercke, Poppendame, Sint Aechtekercke
St. MariekerckeWest-CappeleScellacht, CleewerskerckeOost-
CappeleDomb.HoghelandeBrigdame"en ook enkele in Zuid
en Noord-Beveland.
Uit dit groote aantal, zoo verspreid gelegen, bezittingen, blijkt
ook alweer dat het Gasthuis in 1465 reeds een oude stichting
moet zijn geweest.
De namen van de pachters toonen ons dat de Walcherscbe
boeren voor meer dan vier eeuwen al dezelfde namen droegen als
de tegenwoordige: Piek Braem, Mathys BlanckaektsJacop
Huuez. be Coete, Wisse, Jan Coman, Coppejan in Ooude-
kercke, Gateline Inghels, Adeiaen Boeye enz.